Onzekerheid en angst heersen in rampgebied Japan

De ramen van Yoshiko Ota's huis blijven dicht. Haar wasgoed hangt ze nooit meer buiten. Uit vrees voor geboorteafwijkingen drukt ze haar dochters op het hart nooit aan kinderen te beginnen.

Dit is hoe het leven eruit ziet in een gebied dat is blootgesteld aan radioactieve straling. De woonwijk van Ota ligt op zestig kilometer afstand van de Japanse kerncentrale Fukushima Dai-ichi, die door de tsunami in maart 2011 zwaar beschadigd raakte.

"De woordvoerder van de regering blijft benadrukken dat er geen onmíddellijke effecten op de gezondheid zijn", zegt de 48-jarige medewerkster van een kleuterschool. "Hij heeft het niet over tien of twintig jaar later. Hij denkt zeker dat de bevolking van Fukushima niet goed snik is."

Ota slikt dagelijks pillen die de stofwisseling moeten bespoedigen in de hoop de straling haar lichaam uit te drijven. Om zo min mogelijk bloot te staan koopt ze groentes die niet plaatselijk zijn geteeld. Maandelijks geeft ze tienduizend yen (bijna honderd euro) uit aan gebotteld water. Ze heeft zelfs een speciaal apparaat aangeschaft om vliesjes te verwijderen van rijstkorrels. "Het is absoluut niet oké om hier te wonen", zegt ze.

Niet iedereen grijpt terug op dergelijke drastische maatregelen, maar alle inwoners van de prefectuur Fukushima zijn bevangen door het gevoel van onzekerheid. Sommigen zijn verhuisd. Alle achtergeblevenen weten dat de onzichtbare vijand op de loer ligt.

Er lekt nog steeds straling uit de getroffen kerncentrale, hoewel minder dan in het begin. Het stralingsniveau is niet meer onmiddellijk dodelijk, maar kan jaren later wel kanker en andere ziektes veroorzaken.

De onzekerheid die hiermee gepaard gaat kweekt angst. Er zijn deskundigen die zeggen dat de risico's gering zijn buiten de veiligheidszone die in een straal van twintig kilometer rond de centrale is ingesteld. Mensen kunnen zichzelf beschermen, zeggen zij, door zo min mogelijk lokaal geproduceerde etenswaren te nuttigen, buiten zogenoemde 'hotspots' - goten en het lover van bomen - te blijven en geregeld hun woongebied te verlaten. Maar voor kinderen zijn de risico's veel groter en niemand kan precies zeggen welke stralingsniveaus nog veilig zijn en welke niet.

In de stad Fukushima wonen zo'n 280 duizend mensen, hoewel een aantal van hen is vertrokken. In omliggende stadjes wonen nog eens duizenden mensen, aangevuld met de honderdduizend geëvacueerde bewoners van de veiligheidszone. Hun scepsis is groot en neemt alleen maar toe door de handelwijze van de regering, die alleen de meest optimistische scenario's presenteert in de hoop massale paniek te voorkomen.

In Fukushima en omliggende gebieden buiten de veiligheidszone worden mensen blootgesteld aan stralingsniveaus die variëren van twintig tot vijftig millisievert per jaar. Voor de ramp was dit ongeveer één millisievert per jaar. Bezweringen van de autoriteiten dat stralingsniveaus tot honderd millisievert per jaar veilig zijn stellen bijna niemand gerust.

"Bestuurders zouden allemaal eens voor enkele jaren met hun gezinnen in Fukushima moeten komen wonen. Zij wonen allemaal op plekken waar het veilig is", zegt Kouta Miyazaki (40), een ondernemer die zijn webbedrijfje in perziken uit Fukushima na de ramp kon opdoeken. Hij heeft geen hoop meer dat ooit nog iemand geïnteresseerd is in zijn perziken.

Miyazaki zegt met zijn 15-jarige zoon te willen verhuizen, maar ziet op tegen de, in ieder geval tijdelijke, scheiding van zijn vrouw, die als raadsvrouw in Fukushima werkt. "Ze zeggen in feite dat we maar straling moeten krijgen en dood kunnen vallen."

De aard van de dreiging is veranderd. Kort na de ramp op 11 maart vorig jaar was de vrees voor blootstelling aan grote hoeveelheden straling het grootst. Dit risico is afgenomen, omdat er inmiddels veel minder straling uit de centrale lekt. Het grootste gevaar ligt nu in het consumeren van besmet voedsel en water en het op andere manieren binnenkrijgen van verontreinigde deeltjes. In goten komt verontreinigd regenwater samen en hoopt het radioactieve materiaal zich op, struiken en bomen nemen dit vocht op hun beurt weer op.

Langdurige blootstelling aan kleine hoeveelheden straling kan door een cumulatief effect op de lange termijn uiteindelijk funest zijn voor het menselijk lichaam.

Scholen zijn overgegaan op het beperken van activiteiten in de buitenlucht, terwijl overal in de prefectuur stralingsmeters op straat staan. Ziekenhuizen kampen met lange wachtlijsten van mensen die het stralingsniveau in hun lichaam willen laten meten.

Het enige waar de mensen zeker van zijn is dat hun lichamen zijn besmet. De ernst van de besmetting en het risico dat zij lopen, op die vragen is vooralsnog geen antwoord.

Na de kernramp van Tsjernobyl in 1986 kon worden vastgesteld dat zesduizend gevallen van schildklierkanker waren veroorzaakt door radioactief jodium in de lichamen van kinderen en volwassenen. Uit onderzoek is gebleken dat de blootstelling aan jodium in Fukushima kleiner was dan in Tsjernobyl. Toch neemt ook dit gegeven de angst bij ouders niet weg, omdat de ziekteverschijnselen in Tsjernobyl vaak pas na jaren optraden.


Onzekerheid en angst heersen in rampgebied Japan (Foto: Novum)