Jaarlijks meer dan honderd hulpverleners gedood

Jaarlijks komen meer dan honderd hulpverleners door geweld om het leven. Dat heeft de Verenigde Naties gemeld. De meeste slachtoffers vallen in conflictgebieden als Afghanistan, Sudan en Somalië.

Geweld tegen hulpverleners van de VN en niet-gouvernementele organisaties is de afgelopen tien jaar verdrievoudigd, staat in een dinsdag verschenen rapport van het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Hulp (OCHA). Volgens Jan Egeland, die van 2003 tot 2006 aan het hoofd stond van OCHA, heeft die toename te maken met de politisering van humanitaire operaties. Neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn daarom van belang om de veiligheid van hulpverleners te vergroten, stelt Egeland in het voorwoord van het rapport. Hulpverleners lopen meer risico te worden aangevallen als mensen denken dat ze partij kiezen, zegt hij.

"Humanitaire organisaties moeten professioneler en gedisciplineerder worden en in risicovolle omstandigheden principiëler handelen", schrijft Egeland, die ook pleit voor betere veiligheidsmaatregelen, vooral voor plaatselijke ngo's en hulpverleners.

Het aantal niet-gouvernementele hulporganisaties neemt snel toe. Alleen al in Afghanistan zijn er 280 actief. In dat land kwamen onlangs drie VN-medewerkers en vier Nepalese bewakers om het leven toen een VN-gebouw onder vuur werd genomen uit protest tegen de verbranding van een koran door een radicale Amerikaanse dominee.

Egeland vindt dat humanitaire organisaties ondanks het toenemende geweld in gevaarlijke gebieden moeten blijven werken en niet naar redenen moeten zoeken om zich terug te trekken. "We hebben de plicht te blijven en ons werk te doen", schrijft hij.