'Arts meldt euthanasie bij baby zelden'

Artsen melden het zelden als ze het leven van een ernstig gehandicapte baby beëindigen. Dat komt omdat zij verschillend oordelen over de vraag of sprake is van actieve levensbeëindiging. Dat blijkt uit een jaarverslag van de centrale deskundigencommissie, schrijft Trouw donderdag.

De commissie oordeelt bij late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen of de arts zorgvuldig heeft gehandeld. Alleen als sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, is euthanasie toegestaan.

In de afgelopen twee jaar kreeg de commissie vier meldingen van late zwangerschapsafbrekingen en een euthanasiemelding bij een ernstig gehandicapte baby. In die zaak concludeerde de commissie dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld.

De commissie vroeg zich af of artsen euthanasie bij pasgeboren kinderen wel altijd melden en ging op onderzoek uit. Hiervoor werd een bezoek gebracht aan de tien instellingen waar te vroeg geboren of ernstig gehandicapte baby's worden behandeld.

De artsen werd een verzonnen situatie voorgelegd: een pas geboren meisje had ernstige en blijvende hersenschade en kon niet zelf ademen. Met toestemming van de ouders werd de beademing gestopt. In een geval begon ze weer te ademen, maar ze kreeg morfine toegediend, waarna ze overleed. In een ander geval volgde een doodsstrijd van een uur, waarna ze op verzoek van de ouders spierverslappers kreeg, waarna ze overleed.

Sommige artsen bleken volgens de krant te vinden dat hier sprake is van een natuurlijke dood die niet hoeft te worden gemeld. De commissie vindt dit juist een voorbeeld van actieve levensbeëindiging. De instellingen moeten er volgens de commissie hard aan werken om duidelijke richtlijnen op te stellen en op één lijn te komen.