Rechtbank moet vrouwenhandelzaak toch behandelen

De rechtbank in Alkmaar moet een zaak tegen vijf Bulgaarse verdachten van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie voortzetten. Het Openbaar Ministerie heeft volgens het gerechtshof in Amsterdam de rechtbank niet misleid door bewust stukken achter te houden. Het OM is in de ogen van het hof daarom wel ontvankelijk, terwijl de rechtbank eerder oordeelde dat dit niet het geval is.

De rechtbank oordeelde in november dat de officier van justitie ondanks herhaalde verzoeken onvoldoende inzicht had gegeven in de totstandkoming van de strafdossiers. De verdediging had gesteld dat die dossiers in de zaak-Sierra onvolledig waren.

De officier van justitie had ook bevelen van de rechtbank om stukken aan de dossiers toe te voegen niet opgevolgd. Zo wilde de rechtbank dat drie ordners met verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken werden toegevoegd. Dat was niet gebeurd. De rechtbank verklaarde de officier van justitie uiteindelijk niet-ontvankelijk, waardoor de verdachten vrijuit zouden gaan.

Het OM ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof stelt onder meer dat de tapverslagen al wel in de dossiers waren opgenomen, maar in verschillende mappen in de dossiers. "Kennelijk was dat de officier van justitie ontgaan." Het hof vindt de weigering van de officier van justitie 'laakbaar, maar onder deze omstandigheden een loze weigering'.

Het hof stelt dat sprake is geweest van gebrekkige informatievoorziening en late aanlevering van stukken door de officier van justitie. Daardoor is het geduld van de rechtbank volgens het hof danig op de proef gesteld. Dat er echter bewust stukken achter zijn gehouden, is volgens het hof niet gebleken. De werkwijze is daarom volgens het hof ook gelet op de zaken waarvan het OM de verdachten beschuldigt 'niet zodanig laakbaar dat daar een niet-ontvankelijkverklaring op moet volgen'.

Het OM stelt maandag zeer tevreden te zijn met het oordeel van het hof.