Boek over echte 'James Bonds' verschenen

Het eerste officiële boek over de vroege geschiedenis van MI6, de Britse buitenlandse spionagedienst, dat dinsdag verscheen, onthult dat de dienst overwoog nazi-leiders om te brengen en dat er werd geëxperimenteerd met ontploffende archiefkasten. Ook wordt echter duidelijk dat de dienst worstelde met andere departementen en dat er maar een beperkt budget was.

Het boek vertelt het verhaal van samenzweringen, papierwerk, huichelarij, vermomde geheim agenten en vrees voor een miltvuuraanval door de nazi's. "De echte James Bonds zijn veel interessanter dan de fictieve James Bond", aldus de schrijver van het boek, Keith Jeffery, een historicus aan de Queen's Universiteit in Belfast. "Het gaat om mannen en vrouwen, het zijn echte mensen. Ze hebben echte zwakheden en echte moed."

De figuren die in het boek voorkomen zijn vaak enorm intrigerend. Wilfred 'Biffy' Dunderdale, een Russisch sprekende agent die tussen de twee wereldoorlogen in Parijs was gestationeerd, had volgens Jeffery 'een beruchte neiging naar mooie vrouwen en snelle auto's'. Biffy was een vriend van de bedenker van James Bond, Ian Fleming, en stond mogelijk zelfs model voor 007.

Geheim agent Peter Tazelaar, een Nederlandse Engelandvaarder, spreekt eveneens tot de verbeelding. Hij werd door MI6 voor het casino in Scheveningen in zee gedropt, gekleed 'in smoking en ruikend naar alcohol'. Tazelaar droeg een speciaal rubberen pak dat hem droog moest houden. Op het strand sprenkelde een collega een paar druppels Hennessy XO cognac over hem heen om zijn imago als feestganger nog eens op te halen.

In het boek wordt ook beschreven hoe het er aan toe ging in de begindagen van MI6. De dienst werd in 1909 opgericht en had toen één medewerker: Mansfield Cumming. Hij schreef na de eerste werkdag in zijn dagboek: "Ben naar kantoor geweest en de hele dag gebleven, maar zag niemand en er was niets te doen."

Al snel werd het echter drukker. Maar het budget van MI6 was karig en er was een chronisch gebrek aan kantoorruimte.

Rond 1930 was MI6 bezorgd over de dreigende oorlog met Duitsland en in het bijzonder over de mogelijkheid dat de nazi's biologische wapens zouden inzetten. In een memo werd gevraagd of de levering van melk aan de premier beveiligd was, omdat 'er gerommeld zou kunnen worden met de melkflessen op de stoep'. Ook werd overwogen nazi-leiders om te brengen. Dit werd uiteindelijk afgeblazen uit vrees voor bloedige represailles.

Sommige onthullingen in het boek liggen ook vandaag de dag nog gevoelig. In het boek wordt beschreven hoe de spionagedienst na de oorlog schepen in Italiaanse havens opblies om zo joodse vluchtelingen te ontmoedigen naar Palestina, toen nog Brits grondgebied, te varen.

Jeffery ontkracht in zijn boek ook een aantal mythes. Zo is het bijvoorbeeld niet waar dat MI6-agenten een 'license to kill' -een bevoegdheid tot doden- hebben. Gelukkig blijken sommige dingen ook echt gebeurd te zijn. Q, de uitvinder die in de James Bond-films allerlei technische snufjes bedacht, heeft echt bestaan. MI6-onderzoekers hebben gewerkt aan gereedschap om kluizen te kraken, zelfvernietigende archiefkasten en stille wapens.