Groot onderzoek naar manische depressie

Het UMC Utrecht gaat een groot onderzoek doen naar manische depressiviteit. Het onderzoek moet inzicht geven in de rol van genen bij het ontstaan van de ziekte, die ook wel bipolaire stoornis wordt genoemd, en uiteindelijk leiden tot een betere behandeling.

De genetische eigenschappen van 2500 Nederlandse patiënten, hun ouders en eventuele broers of zussen worden in kaart gebracht. Het aantal deelnemers kan oplopen tot meer dan vijfduizend, meldt het ziekenhuis maandag.

Ongeveer twee procent van de Nederlandse bevolking heeft een bipolaire stoornis. Patiënten kampen afwisselend met manische en depressieve stemmingen. Tijdens een manische episode is een patiënt euforisch, overoptimistisch en roekeloos; tijdens een depressieve episode juist somber en terneergeslagen.

Van driehonderd deelnemers wordt een MRI-scan gemaakt, om eventuele afwijkingen in de hersenen zichtbaar te maken. Ook wordt het 'activiteitenpeil' in hun hersenen in kaart gebracht. Manisch-depressieve patiënten hebben een afwijkend dag- en nachtritme. Daarnaast worden hun huidcellen bekeken. Huidcellen zijn om te vormen tot zenuwcellen, die weer bruikbaar zijn voor onderzoek op moleculair niveau.

Het onderzoek wordt geleid door hoogleraar humane genetica Roel Ophoff. De Amerikaanse onderzoeksfinancier National Institute of Mental Health (NIMH) heeft een subsidie van zes miljoen dollar toegekend aan het UMC Utrecht en de University of California Los Angeles, waar Ophoff ook werkzaam is.

Ongeveer een derde van de subsidie vloeit naar het UMC Utrecht, dat samenwerkt met het Kenniscentrum Bipolaire Stoornissen en regionale GGZ-instellingen. Het onderzoek sluit aan bij een vergelijkbaar project met schizofreniepatiënten, waarvoor Ophoff in 2006 ook subsidie ontving van het NIHM.