Amnesty: argwaan bij belofte niet te folteren

Europese landen moeten zeer argwanend zijn, als regeringen van landen met een reputatie dat ze gevangenen en politieke tegenstanders folteren, hen garanderen mensen niet te martelen. Daarvoor waarschuwt de organisatie voor de mensenrechten Amnesty International in een rapport, dat maandag is verschenen. In het stuk geeft zij voorbeelden van de wijze waarop regeringen in Europa de uitzetting van buitenlanders die een gevaar voor de nationale veiligheid zouden vormen, hebben gerechtvaardigd.

Het rapport noemt onder meer Denemarken, Duitsland, Italië, Bosnië-Herzegovina en Spanje. Vooral na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in Washington en New York leunen regeringen op garanties van landen waaraan zij mensen willen uitleveren. "De verzekering van regeringen die regelmatig martelpraktijken toestaan dat zij mensen niet zullen martelen, kunnen niet worden vertrouwd. Europese regeringen die zulke lege beloften aanvaarden, ondermijnen het absolute verbod om te folteren. De beste manier om folteringen te voorkomen is de weigering mensen naar plaatsen te sturen waar zij het risico lopen dat hun letsel wordt toegebracht", aldus Julia Hall. Zij onderzoekt bij Amnesty hoe regeringen de mensenrechten waarborgen in de strijd tegen het terrorisme.

Amnesty noemt als voorbeeld Sami Ben Khemais Essid. Italië leverde hem in juni 2008 aan Tunesië uit, nadat de regering van het Noord-Afrikaanse land had beloofd dat hij in de gevangenis niet zou worden gemarteld. Acht maanden na zijn terugkeer in Tunesië zei hij dat hij tijdens een verhoor in het ministerie van Binnenlandse Zaken in Tunis was mishandeld. Soortgelijke schendingen van de mensenrechten zijn gemeld uit landen als Egypte en Rusland, hoewel ook die hadden toegezegd de lichamelijke integriteit van de aan hen uitgeleverde personen te waarborgen.