[Special] Italiaanse 'loterij' viert jubileum II

Eind februari is met de Belgische semi-klassieker de Omloop het Nieuwsblad het klassieke voorjaar van deze wielerjaargang in gang geschoten. Voor FOK!sport de hoogste tijd om de meest in het oog springende koersen van deze lente onder de loep te nemen. Milaan - Sanremo kan dan niet ontbreken, want de race draagt dit jaargetijde als bijnaam met zich mee: La Primavera.

Deel II

De oplettende lezer is het opgevallen dat de beslissing in de eerste decennia nooit op de Poggio (162 meter) viel, laat staan de Cipressa (240 meter). Niet gek, want in de beginjaren kon het verschil enkel op de Passo del Turchino (532 meter) en de Capi - de snedige heuvels in de finale: Capo Mele (65 meter), Capo Cervo-Mimosa (77 meter) en Capo Berta (130 meter) - worden gemaakt. Eerstgenoemde puisten zijn namelijk pas later, in 1960 (Poggio) en 1982 (Cipressa), aan het parkoers toegevoegd omdat de organisatie vond dat de koers vinniger moest zijn. Vóór 1960 ging het vanuit het vertrek in Milaan naar de Turchino-klim, vervolgens de afdaling tot in Voltri en vandaar langs de Rivièra naar Sanremo, om daar na bijna 300 kilometer over de finish te snellen. Die route bleek in de pioniersjaren van de wielersport als aanvaller selectief genoeg om vooruit te blijven, zo illustreerde Constante Girardengo in 1918 met een 200 kilometer lange solovlucht: zijn eerste van zes zeges, hij won verder in '21, '23, '25, '26 en '28. Enkel Eddy Merckx heeft er met zeven meer. Vanaf de jaren twintig en vooral de jaren dertig, bleek een vlucht echter niet altijd de beste tactiek. Spurts, al dan niet in omvangrijke groepjes, werden meer regel dan uitzondering.

Vooral de laatste jaren leek de race naar de città dei fiori (bloemenstad) steeds meer het domein van het sprintersgilde te worden. Zo mocht onder meer Erik Zabel viermaal het overwinningsgebaar maken: in '97, '98, '00 en '01. Hoewel, feitelijk gezien klopt de vorige zin niet. De Duitser stak namelijk ook in 2004 zijn handen triomfantelijk ten hemel, maar toen kwam Oscar Freire in extremis nog onderlangs. Met drie centimeter verschil wist de kwieke Spanjaard toen La Primavera op zijn naam te schrijven. Milaan - Sanremo stond dan ook synoniem voor een sprinterskoers. De vraag rijst echter of dat nog wel zo is, want vorig jaar wist Fabian Cancellara op indrukwekkende wijze de spurters een loer te draaien. Het Zwitserse krachtmens profiteerde optimaal van de inbreng van een nieuwe helling in het parkoers: Le Manie. De organisatie was vorig jaar, vanwege een aardverschuiving, genoodzaakt om honderd kilometer voor de meet een omleiding over deze puist op te nemen. Dit zorgde er niet alleen voor dat de koers acht kilometer langer werd, maar ook dat de spurters - in tegenstelling tot andere jaren - een stuk minder fris aan de traditionele finale over de Capi, Cipressa en Poggio begonnen.

Daarmee lijkt de organisatie wederom een troef te hebben gevonden om het de spurters lastig te maken om de lente écht goed te beginnen. Dat onderschreef ook Erik Breukink, de ploegleider van Rabobank, vorig jaar na afloop van de bloemenklassieker: "Le Manie heeft het koersverloop veranderd. De spurtersploegen zaten kapot op het einde. Als die omleiding over Le Manie er in blijft, is het duidelijk dat ook de organisatie denkt iets gevonden te hebben om te voorkomen dat de wedstrijd steeds op een sprint uitdraait." Het is dus afwachten hoe de koers zich de komende jaren evolueert. Tot die tijd zal toch de onvoorspelbaarheid van de race de charme blijven van Milaan-Sanremo. Je kunt immers nooit met zekerheid zeggen welk scenario zich dit jaar weer ten toon zal spreiden. Een succesvol afgeronde monstervlucht,zoals in ’82 toen de Franse neoprof en volslagen onbekende Marc Gomez de sterkste bleek van een groep naamlozen die al na tien kilometer was weggereden? Of juist een explosieve demarrage op de Poggio a la Claudio Chiapucci in '91, die zich op zeven kilometer van de meet met succes ontdeed van zijn metgezel Rolf Sørensen? Of zou een uitval in l’ultimo chilometro het succesverhaal zijn, zoals de Belg Andrei Tchmil in 1999 en Filippo Pozzato in 2006. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het meest waarschijnlijke scenario: de massaspurt.

In de Classicissima is het dus zaak om op de juiste manier te anticiperen op hetgeen er in de koers gebeurt. Niet alleen omdat de onvoorspelbaarheid van de race daarom vraagt, maar ook omdat het nerveuze koersgedrag dat vraagt. Voor veel coureurs maakt dat laatste van la Primavera dan ook een vervelende klus. "Het is gewoon een kutkoers. Ik kan de schoonheid van de wedstrijd inzien, maar ik zal er nooit van houden. Zeventien keer per dag bijna verongelukken. Ze vallen overal. Voor in het peloton, achterin het peloton, middenin het peloton. Weet je waarom ik wel uitkijk naar Milaan - Sanremo? Omdat het vanwege zijn lengte een ideale voorbereiding is op alles wat nog komen gaat", aldus oud-wereldkampioen Tom Boonen. Daar is Hugo Camps, columnist bij de NRC, het allerminst mee eens: "Sommigen zeggen: Milaan - Sanremo is tactisch een strontkoers. Sowieso een vluchtkoers. Als hazen zitten ze op de fiets. Maar dat is schijn. Wie deze lenteklassieker wil winnen, moet vijfentwintig scenario's voor ogen houden. Elk foutje is fataal. Kom daar maar eens om bij de Belastingdienst."

Milaan - Sanremo blijft dan ook een loterij. Deze namiddag de trekking, omstreeks half vijf. Niet op de mythische Via Roma , maar op de de Lungomare delle Nazioni. De belangrijkste winkelstraat van Sanremo zal - net als vorig jaar - worden gemeden omdat die een opknapbeurt krijgt.

Klik hier voor Deel I