MSR: '100 anni di Classicissima' (II)

MSR: ‘100 anni di Classicissima’ (II)

De oplettende lezer is het opgevallen dat de beslissing in de eerste decennia nooit op de Poggio (162m) viel, laat staan de Cipressa (240m). Niet gek, want in de beginjaren kon het verschil enkel op de Passo del Turchino (532m) en de Capi – de snedige heuvels in de finale: Capo Mele (65m), Capo Cervo-Mimosa (77m) en Capo Berta (130m) – worden gemaakt. Eerstgenoemde puisten zijn namelijk pas later, respectievelijk 1960 (Poggio) en 1982 (Cipressa), aan het parkoers toegevoegd, omdat de organisatie vond dat de koers vinniger moest. Voor 1960 ging het vanuit het vertrek in Milaan naar de Turchino-klim, vervolgens de afdaling tot in Voltri en vandaar langs de Riviera naar San Remo, om daar na bijna 300 kilometer over de finish te snellen. Die route bleek in de pioniersjaren van de wielersport als aanvaller selectief genoeg om vooruit te blijven, zo illustreerde Constante Girardengo in 1918 met een 200 kilometer lange solovlucht: zijn eerste van zes zeges, hij won verder in 21', 23', 25', 26' en 28'. Enkel Merckx heeft er met zeven meer. Vanaf de jaren twintig, en vooral de jaren dertig, bleek een vlucht echter niet altijd de beste tactiek. Spurts, al dan niet in omvangrijke groepjes, werden meer regel dan uitzondering.

Of het door de Poggio komt, laat ik in het midden, maar het is wel opmerkelijk dat de Nederlanders sinds de toevoeging van de puist beter scoren in Milaan-San Remo. Elf jaar nadat de eerste Nederlanders (Gerrit van Beek; 18e en Arie Vooren; 50e) de finish haalden, wist Jo de Roo in 1960 de eerste top-10 notering te scoren. Tevens heeft de Poggio een belangrijke rol gespeeld in alle drie de Nederlandse zeges. De allereerste Nederlander die de handen ten hemel stak op de Via Roma was Arie den Hartog in 1965. De 23-jarige Zuidlander verschalkte de Italianen Vittorio Adorni en Franco Balmamion in de spurt op professionele wijze, maar plaveide de weg voor zijn overwinning op de Poggio.

In een oude editie van WielerRevue beschreef Den Hartog zijn tactiek: “Op de Poggio heb ik steeds op kop gereden om het tempo zo hoog mogelijk te houden, zodat zij niet konden demarreren. In de afdaling bleef ik steeds zo’n tien meter achter ze, precies genoeg om te voorkomen dat een van die twee weg zou kunnen rijden, want dan was ik natuurlijk geflest. Toen we beneden kwamen, probeerde Balmanion te ontsnappen, maar ik kon hem makkelijk terughalen. Adorni vertrouwde als de betere sprinter op zijn eindschot, want hij had met Balmanion afgesproken dat die de sprint voor hem zou aantrekken. Voordat Adorni kon aanzetten, reageerde ik precies op het juiste moment. Ik hield hem aan de binnenkant naast mij en hij kon geen kant meer op. In het zicht van de finish heb ik alles gegeven wat ik nog in me had. Ik reed Adorni finaal los en op de streep had ik zelfs een paar lengten voorsprong. Ik had de Primavera gewonnen!

Twaalf jaar later, op 19 maart 1977 verraste Jan Raas alle favorieten en won hij met twee seconden voorsprong op Roger De Vlaeminck en vijf op het peloton, waarvan Wilfried Wesemael de sprint won. Er zaten maarliefst zeven Belgen bij de eerste tien. De Italianen schreven vol lof over Raas. ‘De eerste gebrilde coureur die Milaan-San Remo heeft gewonnen. Een complete coureur, die een bril draagt omdat hij bijziend is, maar hij heeft het deze koers voortreffelijk kunnen bekijken.’ En meer van die trant, zoals: ‘Het is niet de eerste keer dat die uitgekookte Tulipani (tulpenvreters) winst halen uit de onderlinge Vlaamse concurrentie’. Toch heeft Raas ook minder plezante herinneringen aan de Italiaanse klassieker. Een val (plaatje) in de editie van 84', waarin hij een afslag miste in de afzink van de Cipressa, betekende het einde van diens loopbaan: hij kwam nog wel terug op niveau, maar niet meer op het niveau dat hij daarvoor had geëtaleerd. De koers werd dat jaar overigens gewonnen door Francesco Moser met slechts één koersdag, Milaan-Turijn, in de benen.

De derde en laatste landgenoot die het genoegen mocht smaken om op de Via Roma te winnen was Hennie Kuiper, in maart 1985. De 36-jarige coureur was in Milaan-San Remo iedereen, incluis zijn teamgenoot Teun van Vliet te slim af. Kuiper, die zich in de voorgaande dagen volledig had toegelegd op de eerste klassieker, koos ervoor om tussen de Cipressa en de Poggio te demarreren. Precies op die plek knalde de Tukker uit de groep en enkel de Italiaan Silvano Ricco kon volgen. In het peloton moest iedereen passen, behalve de Belg Patrick Versluys en Teun van Vliet, de jonge ploeggenoot van Kuiper, schoof als bewaker mee. Ze kwamen bij de koplopers, maar Versluys kreeg kramp en moest lossen. Zo zat Ricco op kop met twee renners van de Verandalux-ploeg. Van Vliet en Ricco knalden op vol vermogen de Poggio op en Kuiper kwam daardoor in moeilijkheden. Hij moest de twee laten gaan en ging in zijn eigen tempo verder. In plaats van vol door te gaan, verslapte de concentratie bij Van Vliet. Onervaren als hij was, dacht hij dat de wedstrijd beslist was, want de Italiaan was kapot. De kans voor Kuiper om weer terug te komen en erop en erover te gaan. Van Vliet werd in een verdedigende rol gedwongen en kon niets anders doen dan zijn landgenoot te laten gaan. Een mooi overwinning voor Kuiper, maar een harde wielerles voor Van Vliet.

"Milaan-San Remo wordt in details gewonnen. Het is de gemakkelijkste koers om te rijden, maar de moeilijkste om te winnen." Treffender had Wilfried Peters, de huidige sportdirecteur van QuickStep het niet kunnen zeggen. Als je goed wilt zijn in de Classicissima moet je over een goede kop, met dito inhoud, beschikken. Enkel dan weet je op de juiste manier te anticiperen op de ontwikkelingen die het rijden van een finale van Milaan-San Rem, na 250 kilometer in de benen, met zich meebrengen. Het is een kwestie van gevoel, een rechtlijnige formule is er niet. Wat vanmiddag de beste tactiek is, zal de koers uitwijzen. Het antwoord volgt pas na een kleine 300 kilometer Voor de favorieten is het dan ook zaak om het hoofd koel te houden.

Maar wie zijn er eigenlijk favoriet? Waar zich de voorbije jaren altijd wel iemand kandidaat stelde voor de zege, is dat dit jaar even anders. Zowel in de sprintershoek als bij de aanvallers kon niemand sterke papieren voorleggen om zijn kandidatuur kracht bij te zetten. Daarvoor waren de prestaties van Tom Boonen, Daniele Bennati, Oscar Freire, Alessandro Petacchi, Filippo Pozzato, Paolo Bettini in de bekende voorbereidingskoersen niet overtuigend genoeg. Hoewel laatstgenoemde er zeker van is dat hij nog eens kan zegevieren in de Primavera: "In 1983 won Giuseppe Saronni in zijn regenboogtrui in Sanremo. Een jaar eerder had hij, net als ik, in Lombardije gewonnen. In 1982 werd Italië bovendien wereldkampien voetbal. Als ik zaterdag win, herhaalt de geschiedenis zich." Of Bettini echter het kunstje (lees: winnen in de regenboogtrui) van Binda, Gimondi, Merckx (2 keer) en zijn grote voorbeeld Saronni kan overtreffen, is de vraag. Net zoals het de vraag is of Robbie McEwen, de enige sprinter die vooraf wel kon overtuigen, eens de lastige finale kan verteren. Een kleine greep uit de vragen waar we vanmiddag een antwoord op zullen krijgen.

Daarmee hebben we gelijk de charme van Milaan-San Remo te pakken: het is een onvoorspelbare koers. Je kunt immers nooit met zekerheid zeggen welk scenario zich dit jaar weer ten toon zal spreiden.Een succesvol afgeronde monstervlucht,zoals in ’82 toen de Franse neoprof en volslagen onbekende Marc Gomez de sterkste bleek van een groep naamlozen die al na tien kilometer was weggereden? Of juist een explosieve demarrage op de Poggio a la Claudio Chiapucci in 1991, die zich op zeven kilometer van de meet met succes ontdeed van zijn metgezel Rolf Sorensen? Of zou een uitval in l’ultimo chilometro het succesverhaal zijn, zoals de Belg Andrei Tchmil in 1999 en Filippo Pozzato afgelopen jaar. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het meest waarschijnlijke scenario, de massaspurt. Milaan-San Remo blijft hoe dan ook een loterij. Deze namiddag de trekking, omstreeks half vijf.

Mijn persoonlijke favorieten:
***** Freire
**** Boonen, Bennati.
*** Petacchi, McEwen, Pozzato
** Riccò, Eisel, Hushovd, Bettini.
* Ventoso, Mazzanti, O'Grady, Schumacher, Koldo Fernandez.

Klik hier voor Deel I