Islam-hater vrijgesproken van belediging

De rechter die straks moet oordelen of Geert Wilders moslims heeft beledigd, zal moeten nagaan of zijn uitlatingen 'onmiskenbaar betrekking hebben op een bepaalde groep mensen'. Want wie een godsdienst beledigt, beledigt daarmee niet automatisch de aanhangers van die religie. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald in een andere zaak.

Het hoogste gerechtscollege vond het nodig te verwijzen naar de zaak-Wilders, omdat het gerechtshof in Amsterdam heeft beslist dat de PVV-leider moet worden vervolgd wegens groepsbelediging (artikel 137c Wetboek van Strafrecht). Volgens het hof is zijn vervolging kansrijk, omdat hij moslims als groep heeft gediscrimineerd door zijn vergelijkingen van de islam met het nazisme. Uit de samenhang van zijn uitspraken zou duidelijk blijken dat hij de groep moslimgelovigen op het oog had, aldus het hof.

De Hoge Raad heeft nu bepaald dat een uitlating 'onmiskenbaar' moet gaan over 'een bepaalde groep mensen die zich door hun godsdienst onderscheiden van anderen'. De rechter die de zaak tegen Wilders behandelt, zal dat moeten onderzoeken.

De PVV-leider wordt niet alleen wegens groepsbelediging vervolgd, maar ook voor haatzaaien en discrimineren (artikel 137d), benadrukt persraadsheer Willem van Schendel. 'De uitspraak van de Hoge Raad gaat uitsluitend over groepsbelediging.' Er kan volgens hem dus niet uit worden afgeleid hoe de zaak tegen Wilders zal verlopen.

De man die vandaag door de Hoge Raad is vrijgesproken, had in november 2004 een poster voor zijn raam gehangen met de tekst: 'Stop het gezwel dat islam heet'. Eerder werd hij door de rechtbank en het gerechtshof in Den Bosch veroordeeld. Door de islam aan te duiden als een gezwel, had hij zich onnodig grievend uitgelaten over dat geloof, en daarmee ook ten aanzien van de groep mensen die de islam belijden, zo overwoog het hof destijds.

Dat is 'een te ruime uitleg' voor artikel 137c, aldus de Hoge Raad. 'Dit artikel stelt niet strafbaar het zich beledigend uitlaten over een godsdienst, ook niet als dat gebeurt op zo'n manier dat de aanhangers van die godsdienst daardoor in hun godsdienstige gevoelens worden gekrenkt.'

Wanneer de zaak-Wilders voor de rechter komt, is nog onbekend.