Politieagenten willen geen DNA afstaan

Vier op de vijf politieagenten zien niets in een landelijke DNA-databank van agenten. Dat concludeert politiebond ACP uit een enquête onder zevenhonderd leden. De bond ziet daarmee zijn eigen scepsis bevestigd: voorzitter Gerrit van de Kamp sprak afgelopen zomer al van een verregaande stap, nadat minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst (PvdA) had aangegeven dat ze het draagvlak voor zo'n databank ging aftasten.

Ter Horst wil dat sporen van agenten op een plaats van delict snel uitgesloten kunnen worden van een onderzoek. Dat kan als hun DNA-structuur bekend is. Van de Kamp vraagt zich af wie Ter Horst nou eigenlijk wil uitsluiten, omdat medewerkers van het Openbaar Ministerie, ambulancepersoneel en de rechter-commissaris zich eveneens op een misdaadplek begeven.

Verder komt volgens de bond door het plan ook de privacy van familieleden van agenten in gevaar, omdat hun DNA overeenkomt. "Het verplicht afstaan van DNA heeft moreel ethische gevolgen. Ons wordt wel voorgehouden dat slechts een paar mensen inzage hebben, maar dat zie ik niet gebeuren."

De ACP maakte eerder deze maand al bekend tegen een databank van DNA-profielen en DNA-materiaal van politiemensen te zijn. De enquête onder de leden moest toen nog worden uitgewerkt. Van de Kamp noemt het afnemen van DNA slechts 'bij hoge uitzondering aanvaardbaar' en alleen als het materiaal direct wordt vernietigd als een onderzoek is afgesloten. De bond keert zich om dezelfde redenen ook tegen het vrijwillig afstaan van DNA, zoals dat nu bij drie politiekorpsen gebeurt.

Het afstaan van DNA-materiaal staat in december op de agenda van een regulier overleg tussen Ter Horst en de vakbonden. Ook de grootste politievakbond NPB heeft zijn reserve over het DNA-plan nooit onder stoelen of banken gestoken.