Uitverkoop Wall Street na bankendrama

De Amerikaanse aandelenmarkten gingen gisteren gebukt onder veel slecht nieuws uit de financiële sector. Zakenbank Lehman Brothers staat op de rand van de afgrond, Merril Lynch wordt opgekocht door Bank of America en verzekeraar AIG verkeert naar verluidt ook in grote geldnood.

De beurzen op Wall Street beleefden daardoor de zwartste dag in jaren. De Dow-Jonesindex van dertig hoofdfondsen besloot een tumultueuze handelsdag met een min van ruim vijfhonderd punten (4,4 procent) op 10.917,51 punten. Dat is het zwaarste verlies op één dag sinds juli 2002. De breder samengestelde S&P 500-index kelderde 4,7 procent, de scherpste daling sinds september 2001, tot 1192,96 punten. De technolograadmeter Nasdaq ging 3,6 procent omlaag naar 2179,91 punten.

De schade leek aanvankelijk mee te vallen maar vooral in het laatste handelsuur liepen de verliezen flink op. Gevreesd wordt dat de weg naar boven voorlopig niet wordt gevonden. "Het wordt voor de markt erg moeilijk om vanaf hier veel te stijgen zonder dat de financials daarin de leiding nemen, maar we hebben met hen nog heel wat zaken af te handelen", zei een handelaar.

Verzekeraar AIG was de grootste verliezer in de Dow. Het aandeel werd ruim 60 procent minder waard na berichten dat het bedrijf bij het stelsel van centrale banken, de Federal Reserve, heeft aangeklopt voor een noodkrediet van tientallen miljarden dollars. Bank of America werd gestraft voor de aankoop van het zieltogende Merrill Lynch met een verlies van ruim 21 procent.

De hoofdrolspelers in het bankendrama dat het afgelopen weekeinde de wereldwijde kredietcrisis weer prominent op de kaart zette, sleurden ook andere financiële waarden mee in hun val. Zo ging Citigroup ruim 15 procent onderuit, Goldman Sachs 12 procent en JP Morgan Chase 10 procent. Overnameprooi Merrill Lynch noteerde de hele dag hoger, maar sloot uiteindelijk vlak.

Beleggers kregen maandag ook nog een veel slechter dan verwacht macrocijfer voor de kiezen. De industriële productie in de Verenigde Staten is in augustus met 1,1 procent gedaald. Analisten gingen uit van een afname met 0,3 procent. Fabrieken benutten 78,7 procent van hun capaciteit, waar gerekend werd op een benuttingsgraad van 79,6 procent.

De scherp gedaalde olieprijs zorgde aanvankelijk voor wat tegenwicht door aandelen in transport- en luchtvaartbedrijven hoger te zetten. Maar naarmate de handel vorderde, groeide het pessimisme, zodat uiteindelijk weinig sectoren een afstraffing bespaard bleef. Coca-Cola was de enige stijger in de Dow. Verder hield alleen McDonald's (min 0,4 procent) de schade beperkt.

Zorgen over de gevolgen van de bankencrisis voor de gehele Amerikaanse economie zetten de olieprijs lager, evenals eerste berichten die erop wijzen dat de orkaan Ike de olie-installaties in de Golf van Mexico grotendeels heeft gespaard. De prijs van een vat ruwe Amerikaanse olie van 159 liter daalde naar 94,50 dollar, waar die vorige week nog circa 100 dollar bedroeg.

Oliemaatschappijen verloren daardoor flink terrein. De grootste van de VS, ExxonMobil, werd 5,5 procent minder waard. Concurrenten Chevron en ConocoPhillips koersten respectievelijk 4,9 en 6,4 procent lager.

De euro noteerde tegen het einde van de Amerikaanse beursdag een koers van 1,4305 dollar. Bij het slot van de beurshandel in Europa was de Europese eenheidsmunt 1,4170 dollar waard.