Vogelaar: sores probleemwijk verplaatsen zich niet

Wijken die grenzen aan de veertig probleemwijken zijn niet de achterstandsbuurten van de toekomst. De investering in de probleemwijken heeft niet tot gevolg dat de problemen zich enkel verplaatsen. Dat schrijft minister voor Wonen, Wijken en Integratie Ella Vogelaar (PvdA) donderdag in de Volkskrant in reactie op het deze week verschenen rapport 'Na de sloop', dat werd geschreven in opdracht van het Nicis Institute voor de studie van stedelijke problematiek.

De bewindsvrouw wijst erop dat in de Voorjaarsnota zestig miljoen euro is vrijgemaakt voor andere wijken dan de veertig Vogelaarwijken. Dat budget is bedoeld voor projecten waarmee kan worden voorkomen dat die andere wijken zich ontwikkelen tot nieuwe probleemwijk, schrijft Vogelaar op de opiniepagina van de krant. "Natuurlijk moeten we oog hebben voor waterbedeffecten en dat hebben we ook, maar dit moet niet leiden tot 'kramp' en versimpelde conclusies."

Onderzoekers van de Universiteit Utrecht spreken in het rapport over dat waterbedeffect. Door in een geselecteerde wijk goedkope huurwoningen te slopen, kan de bevolkingssamenstelling van de buurt veranderen. Maar het gevolg is slechts dat de verdreven bewoners zich in een andere buurt vestigen, waarmee de problemen zich verplaatsen. Zo'n buurt wordt daarom ontvangstwijk genoemd. Het Nicis Institute ziet liever veertig steden dan veertig wijken waarin het kabinet investeert.

Vogelaar omarmt de conclusie van de onderzoekers dat het verstandig is om ontwikkelingen in ontvangstwijken te monitoren en goed in de gaten te houden welke kant deze wijken zich op bewegen. "Dat is precies wat ik doe", schrijft de PvdA-minister, die donderdag in Den Haag de laatste van de actieplannen voor de veertig probleemwijken ondertekent. Via een zogenoemde leefbaarheidmonitor houdt het kabinet bij hoe de probleemwijken en de wijken waar mensen naartoe verhuizen ervoor staan. "Zo zien we of de leefbaarheid vooruitgaat en of problemen zich naar andere wijken verplaatsen."