Pensioenleeftijd voorlopig niet omhoog

De pensioengerechtigde leeftijd gaat vooralsnog niet omhoog van 65 naar 67 jaar. Het kabinet sluit echter niet uit dat dat in de toekomst wel moet gebeuren. Dat blijkt uit de vrijdag gepubliceerde kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Bakker.

Verhoging van de pensioenleeftijd kan alleen worden voorkomen als meer mensen doorwerken tot hun 65e, stelt het kabinet. "De feitelijke pensioenleeftijd ligt nu rond de 62. Die moeten we dichter bij 65 zien te krijgen", zei minister van Sociale Zaken Piet Hein Donner (CDA). De commissie-Bakker had geadviseerd om vanaf 2016 de AOW- en pensioenleeftijd jaarlijks met één maand te verhogen, totdat die in 2040 zou uitkomen op 67. Donner wilde vrijdag niet vooruitlopen op het moment waarop het kabinet dit advies mogelijk toch opvolgt.

Volgend jaar komt het kabinet met fiscale maatregelen om langer doorwerken te stimuleren. Ook krijgen werkgevers korting op sociale premies als ze oudere werknemers in dienst nemen. Het kabinet studeert verder op het door de commissie geopperde idee voor een 'werkbudget' voor iedereen. Het gaat om geld dat werknemers kunnen besteden om zichzelf bij te scholen. Ook denkt het kabinet nog na over de invoering van een leerplicht die niet aan een leeftijd is gebonden, zoals nu.

De commissie-Bakker is genoemd naar de voorzitter, TNT-topman Peter Bakker. Het kabinet stelde de commissie begin dit jaar in, nadat de coalitiepartijen slaags waren geraakt over versoepeling van het ontslagrecht. De commissie presenteerde begin vorige week een serie voorstellen om het aantal werkende mensen te vergroten.