Korter slapen, later licht

De klok moet komend weekeinde weer een uur vooruit. In de nacht van zaterdag op zondag gaat de klok van twee naar drie uur. Dat betekent een uur korter slapen, maar in de avonduren een uur langer genieten van het daglicht.

Zonder zomertijd zou het eind juni tegen half vier licht worden en 's avonds om half tien al donker zijn. Het veranderen van de klok zorgt ervoor dat de daglichtperiode verschuift.

De Engelse aannemer William Willet kwam in 1907 op het idee om de klok vooruit te zetten. "Gedurende de helft van het jaar schijnt de zon al een paar uur als wij nog liggen te slapen en gaat ze al onder als we thuiskomen van ons werk. Waarom zetten we de klok in die periode niet vooruit?", schreef hij op een pamflet. Aanvankelijk viel hem voornamelijk hoon ten deel, maar twee jaar na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) namen veel landen het idee over omdat het economische voordelen oplevert.

Want dankzij de zomertijd wordt energie bespaard, bijvoorbeeld omdat verlichting pas later op de avond aangezet hoeft te worden. Energiebedrijven schatten dat de zomertijd zo'n 0,3 procent energiebeparing oplevert.

In Nederland leidde de oliecrisis van 1973 uiteindelijk in 1977 tot herinvoering van de zomertijd, die in 1946 was afgeschaft. Iedere besparing op schaarse brandstoffen was toen immers zeer welkom.

Het verzetten van de klok gebeurt jaarlijks in alle lidstaten van de Europese Unie. De Europese Commissie concludeerde eind vorig jaar dat de zomertijdregeling nog steeds voldoet. Geen enkele lidstaat heeft aangegeven van de zomertijd af te willen stappen.

Voor wie elk jaar weer twijfelt of de klok nu achter- of vooruit moet, een gemakkelijk ezelsbruggetje: in het VOORjaar gaat de klok een uur VOORuit. De zomertijd eindigt op 26 oktober om drie uur in de nacht.