Discriminatie niet boven godsdienstvrijheid

De Nederlandse Grondrechten kennen geen bepaalde rangorde, en dat is ook niet nodig meent minister Thom De Graaf (D66) van Bestuurlijke Vernieuwing. Het wijzigen van de Grondwet om in die situatie verandering aan te brengen, is zelfs ongewenst, aldus de Graaf. Dit blijkt uit de 'Nota Grondrechten' die gisteren namens het kabinet gepresenteerd werd door de minister.

De laatste jaren gaan er steeds meer stemmen op om het discriminatieverbod hoger te stellen dan andere grondrechten. Dat zou tot gevolg hebben dat gelovigen (zoals christenen of moslims) zich niet meer op de vrijheid van godsdienst kunnen beroepen als ze homoseksualiteit met een verwijzing naar Bijbel of koran openlijk afkeuren. De Graaf stelt dat zo'n rangorde van grondrechten niet kan en ook niet moet worden aangebracht. Hij vindt het niet wenselijk omdat het publiek debat hierdoor zou worden gesmoord.

De Graaf meent dat het debat de kern van het functioneren van onze democratie is. ''Dit betekent voor burgers en overheid onder andere dat het van groot belang is om vooral (anders)gelovigen en andersdenkenden dezelfde ruimte te geven als gelijkgestemden.''

Juridisch zou een rangorde van de Grondwet ook niet haalbaar zijn, zo meent de minister. Hij verwijst daarbij naar uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Het hof vindt dat er veel ruimte moet zijn voor een publiek debat, óók als bepaalde uitspraken in het debat bij anderen beledigend overkomen.

In de nota schrijft De Graaf verder dat bijzondere scholen eisen mogen stellen aan kleding. Zulke eisen dienen dan wel consistent te worden uitgevoerd en moeten berusten op godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen en consequent worden gehandhaafd. Een en ander zou inhouden dat christelijke scholen bijvoorbeeld hoofddoekjes mogen verbieden. Islamitische scholen zouden ze bijvoorbeeld mogen verplichten.