Winter zacht en nat veiligste voorspelling

Weermannen bewijzen regelmatig dat het weer exact voorspellen een tot nu toe onbereikbare droom is, zeker op de langere termijn.

Geen wonder dat weerspreuken en andere profetieën nog volop aandacht hebben. Zeker als het gaat om een oer-Hollandse traditie: het voorspellen van een koude winter. Krijgen we een Elfstedentocht, of niet?

"We krijgen een koude winter", roepen de liefhebbers van sneeuwballen gooien en schaatsen optimistisch wijzend op allerlei voortekenen die de vorst zouden aankondigen. Wie met afschuw denkt aan autoruiten krabben bij min-tien of glibberen op ijzige fietspaden, beweert het tegendeel, met evenzovele weerspreuken, volkswijsheden en cijfers in de hand.

'Sint-Liesbet doet verstaan hoe de winter zal vergaan' is zo'n spreuk die voorspellende waarde zou hebben. Op Sint-Liesbet (19 november) werd het in De Bilt 8,6 graden Celsius. Tot vorst kwam het die nacht niet. En als Sint-Katrien (25 november) de graadmeter moet zijn, lopen de bomen volgend jaar eveneens vroeg uit. Als het op deze herfstdag vriest, vriest het zes weken lang, luidt de volkswijsheid. Sint-Katrien kende dit jaar een maximumtemperatuur van 11,8 graden Celsius. Vorst was ver te zoeken: 's nachts daalde de temperatuur niet lager dan 8 graden boven nul.

Bouwen op weerspreuken is niet aan te raden, want andere duiden juist op winterkou. 'Oktober met groene blaân, duidt een strenge winter aan' is een volkswijsheid met 'koudegarantie'. De bomen verloren deze herfst inderdaad pas laat hun bladeren. Ook wie Allerheiligen (1 november) als maatstaf neemt, heeft de schaatsen al uit het vet gehaald. Want: 'Geeft Allerheiligen zonneschijn, dan zal het spoedig winter zijn'. Op Allerheiligen scheen de zon in De Bilt bijna zes uur.

Grillig
De voorspellingen van het KNMI zijn de weerspreuken ontgroeid, hoewel het grillige Nederlandse weer een echt betrouwbare vooruitblik op de langere termijn nagenoeg onmogelijk maakt. Uit temperatuurreeksen van de afgelopen decennia kunnen slechts algemene conclusies worden getrokken. Wie bijvoorbeeld roept dat het een strenge winter wordt, steekt statistisch gezien zijn nek uit. Tachtig procent van de winters in Nederland is zacht. Het langjarig gemiddelde over de maanden december, januari en februari bedraagt in De Bilt plus 2,6 graden Celsius.

Een ander signaal met enige voorspellende waarde bieden de voorafgaande maanden. In de winter is het niet puur toeval dat na een koudere maand nog een koudere maand volgt. Liefhebbers van de Elfstedentocht zal de moed in de schoenen zinken, want afgelopen oktober was de zachtste in bijna 300 jaar. De maand was zelfs warmer dan september, iets wat nog nooit eerder is voorgekomen. En ook november was te warm en te nat, zodat de herfst 2001 bijgeschreven kan worden bij de zachtste vijf van de afgelopen honderd jaar. Wie van een Elfstedentocht houdt heeft de statistieken tegen zich. In de twintigste eeuw werden er vijftien verreden, gemiddeld in 1 op de zes winters. De eerste vijftig jaar kende er negen, maar in de tweede helft van de eeuw klonk slechts zes keer het startschot in Leeuwarden, de laatste keer in 1997.

Omhoog
Weermannen bewijzen regelmatig dat het weer exact voorspellen een tot nu toe onbereikbare droom is. Dat neemt niet weg dat de wetenschap vorderingen maakt. Een onderzoek in wetenschappelijk tijdschrift Science toont aan dat de toestand van de atmosfeer op zeer grote hoogte langere tijd van invloed kan zijn op het weer op de grond in tegenstelling tot wat altijd werd gedacht. Het betreft de wind in de stratosfeer, de atmosferische laag tussen ongeveer 10 en 50 kilometer hoogte, die gedurende de winter van invloed is op de zogeheten Arctische Oscillatie in de troposfeer, de luchtlaag tussen de grond en de stratosfeer.

Als die hoogtewind sterk is, is de straalstroom (waarop depressies meeliften) sterker en noordelijker dan normaal en is de winter in Noordwest Europa, waaronder Nederland, zacht en nat. Bij een zwakke wind, heeft Nederland kans op een koude en droge winter, omdat zich een hogedrukgebied boven Scandinavië kan nestelen. Dat garandeert een oost- tot noordoostelijke stroming die felle koude uit arctische streken of Siberië aanvoert.

Als deze hoogtewind verandert, kan de nieuwe toestand vaak maandenlang het weer beïnvloeden. Wie de gang van zaken op grote hoogte doorgrondt, kan met iets meer zekerheid het weer voorspellen. Ook op het KNMI wordt daarom onderzoek verricht naar de koppeling tussen de stratosfeer en de troposfeer. Volgens voorlichter Harry Geurts van het KNMI kunnen de onderzoekers op dit moment echter nog niets zeggen over mogelijke invloeden voor deze winter. ,,Volgende maand gaan we er wel naar kijken en misschien weten we dan iets meer, maar voorlopig nog niet dus,'' aldus Geurts.

Het onderzoek is ook belangrijk omdat de door de mens veroorzaakte toename van kooldioxyde en afname van ozon naar verwachting zal leiden tot sterkere winden in de stratosfeer. Voor Nederland betekent dit een grotere kans op zachte, natte winters.

Het KNMI maakt zelf nog geen seizoensverwachtingen, maar andere instituten doen dat wel. De nieuwste prognoses van het Europees Centrum geven voor Nederland geen signaal, dat wil zeggen dat er geen aanwijzingen zijn voor een koude winter. De statistiek lijkt weer de sterkste troeven in handen te hebben.