CBS: steeds meer oudere moeders
Tussen 1980 en 2000 steeg het aantal baby's met zo'n 15 procent tot ruim tweehonderdduizend. Vooral vrouwen tussen de 30 en 35 jaar kregen veel meer kinderen. Zij namen in 2000 ruim 40 procent van de geboortes voor hun rekening (20 procent in het begin van de jaren tachtig).
Bij vrouwen boven de 40 is de procentuele stijging spectaculair, maar in absolute aantallen is hun aandeel gering. In die groep verdrievoudigde het aantal levend geboren kinderen tot iets meer dan vierduizend in 2000. Van de vrouwen tussen de 35 en 39 jaar steeg het aantal geboortes van acht- naar twintigduizend.
Opvallend is dat steeds meer vrouwen boven de 40 besluiten om nog aan kinderen te beginnen. Dat aantal verzesvoudigde tussen 1980 en 2000 tot ruim 900. Bij vrouwen tussen de 35 en 39 verzevenvoudigde dat aantal tot 8300.
Ook sommige vrouwen boven de 45 krijgen nog een kind, maar dat aantal is licht gedaald tot 122 in 2000. Die vrouwen kregen in de meeste gevallen hun vierde of volgende kind, maar twintig vrouwen in die leeftijdsklasse werden voor het eerst moeder.
Het aantal tienermoeders is tussen 1980 en 2000 gedaald van 5600 naar 3300. In verreweg de meeste gevallen kregen ze hun eerste kind. De statistieken van het CBS maken melding van één moeder onder de 20 die haar vierde kind kreeg.
Vrouwen krijgen van deskundigen het advies om voor hun 35ste kinderen te nemen. Nadien neemt de kans op complicaties tijdens de zwangerschap en bevalling toe. Ook is de kans groter dat een kind wordt geboren met een chromosomale afwijking, zoals het Downsyndroom.
