Jongeren liever geen beroepsmilitair

De meeste Nederlandse jongeren piekeren er niet over om een aantal jaar beroepsmilitair te worden. De 300.000 die er wel over nadenken, doen liever administratief of ondersteunend werk dan infanteriewerk in een vredesmissie. Dit blijkt uit een landmacht-onderzoek.

Het onderzoek is gepubliceerd is in het jongste nummer van het blad Civiel/Militair. Het blad van de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht concludeert dat de gemiddelde BBT'er (beroepsmilitair bepaalde tijd) 23 jaar is, en thuis woont bij zijn ouders in de provincie. De opleiding is vbo, mavo of mbo. Een op de acht BBT'ers is vrouw. De belangstelling voor het leger onder Turkse jongeren groot.
Affiniteit met typisch militaire omstandigheden en activiteiten blijkt een cruciale factor voor wel of geen belangstelling. Je moet er iets mee hebben, met jongens onder elkaar werken, op bivak gaan, een uniform dragen, marsen lopen, omgaan met wapens. Hoe dichter dergelijke associaties raken aan de ultieme militaire opdracht, eventueel dodelijk geweld gebruiken, hoe meer mensen afhaken.

De meeste jongeren kunnen zich wel voorstellen in de verzorgende, ondersteunende of administratieve sfeer binnen de landmacht te werken. Functies met een operationele klank vinden ze minder aantrekkelijk. Dus wel: als chauffeur op een vrachtauto, of bij de geneeskundige dienst, maar al veel minder als chauffeur op een pantservoertuig of als bemanninglid van een tank of van een artilleriestuk. En als infanterist het allerminst. De naam gevechtsfunctie roept bij de Nederlandse jongeren zeer ongunstige associaties op, aldus Civiel/Militair.