Burgeroorlog - Lotgenoten (0031)

bazbo

Lotgenoten,

Omdat er doorgaans geen reet gebeurt vandaag de dag – dat is de bedoeling, we moeten zo min mogelijk met anderen in aanraking komen teneinde elkaar niet te besmetten met het zo actuele virus – let ik tegenwoordig op zaken en mensen die me voordat er sprake was van een pandemie helemaal aan mijn gat konden geuren.
Zo weet ik bijvoorbeeld tegenwoordig precies hoe laat de overbuurvrouw haar hondje uit gaat laten, in welke buurtafvalbak de achterbuurman zijn zakje vuilnis propt om maar geen afvalstoffenheffing te hoeven betalen, waar de dikke houtduif de twijgjes voor haar nest vandaan haalt en welke verkeersovertredingen fietsers weten te maken bij het met verkeerslichten versierde kruispunt hier op de hoek van de straat.
Mensen kijken is altijd al leuk geweest en het signaleren van de heetste trends is daar onderdeel van. Ik heb iets nieuws gespot, lui!

Er kwam me een jongeman tegemoet. Althans, ik nam aan dat het een jonge man was. De persoon in kwestie droeg sportschoenen en een zwarte trainingsbroek. Daaroverheen een halflange jas. Onder die jas droeg hij een hoodie; de capuchon daarvan had hij over zijn hoofd en voorhoofd getrokken. Hij liep met zijn handen in zijn zakken, hetgeen betekende dat ik slechts zijn gezicht kon waarnemen. Was het maar waar. Het personage had een mondmasker op! Een lichtblauw geval van honderdvierenveertig in een gros voor een prikkie bij de discountdrogisterij bedekte zijn kin, mond en neus, zodat ik slechts twee donkerbruine ogen kon zien.

Het nieuwe hip? Het nieuwe stoer?
Een mondmasker is vandaag de dag zeker niet iets bijzonders. Maar in deze situatie wel. Ik zag het de laatste tijd wel vaker. Gastjes die met mondmasker op door de lege winkelstraat lopen of fietsen. Stoere jochies. Zien we wel dat we ze niet zien? Zien we wel hoe stoer dat ze zijn door gemaskerd over straat te gaan? Onherkenbaar zijn ze, in staat om strafbare dingen te doen en wij kunnen niet zien wie het gedaan heeft. Zien we wel hoe zeer ze opvallen door niet herkenbaar te zijn? Beetje vergelijkbaar met de piefen die met grote en snelle en dure wagens door de binnenstad scheuren; die gaan zo hard dat wij niet zien dat zij erin zitten.
Is dit het nieuwe hip? Het nieuwe stoer?
Weten ze dan niet dat je buiten geen mondmasker hoeft te dragen? Ik geef toe: over straat met je mondmasker onder je kin, dat ziet er óók niet uit, maar onafgebroken met dat ding voor je bakkes – ook als het helemaal niet nodig is – is geen verrijking van het aanzicht.
Niet zelden lijken het me types die in het weekend gaan 'koffie drinken' in een of andere stad of provincieplaats. Verstopt achter een mondmasker boos schreeuwen dat je geen verplicht mondmasker wilt dragen. Zoiets.

Hahaha, laatst was er hier bij ons in het zo majestueuze Apeldoorn ook weer zo'n bijeenkomst aangekondigd. Tenminste, dat had de organisatie  medegedeeld op de sociale media. Even vergeten een aanvraag te doen bij de gemeente. 'Demonstreren mag in Apeldoorn,' zei de burgemeester toen hij de dag vóór de actie er lucht van kreeg. 'Maar je moet je demonstratie wel van te voren aanmelden. Dat heeft de organisatie niet gedaan.' Dus kondigde hij een noodverordening af, waarin stond dat de politie preventief mocht fouilleren en ongewenste bezoekers de toegang tot de stad kon weigeren. In de krant een hoogst amusant stukje waarin een dame bij aankomst op het station al werd tegengehouden. 'Er komt een burgeroorlog!' had ze gegild. 'Een agent hield me tegen, vroeg om mijn legitimatiebewijs en wilde me fouilleren. Dat mag helemaal niet!' Nou mevrouw, dat mocht dus wel. Noodverordening en zo. Ik moest helemáál brullen van het lachen toen de mevrouw erachter kwam dat de betoging niet in Apeldoorn maar in Baarn plaatsvond en ze te laat was om daar alsnog heen te gaan.

De figuur met de hoodie, capuchon en het mondmasker keek me aan. Zag ik wel hoe stoer hij was?
Ik lachte hem recht in z'n gezicht uit. Of nee, dat lukte niet. Ik zag z'n gezicht niet eens, alleen z'n ogen maar. Ik lachte hem recht in z'n ogen uit. Hij keek een andere kant op, maar of dat was omdat hij beschaamd was, dat kon ik zo gauw niet zien. Ik moest mijn buik vasthouden van de lachpijn.
Hij was me voorbij. Ik keek hem na, zag hem wat onzeker zwalken met gebogen hoofd, alsof hij zich wilde verbergen. Zelf liep ik al achteromkijkend door en daardoor merkte ik dan weer die lantaarnpaal die zich midden op het voetpad bevond niet op. De botsing was bepaald onzacht.

Het personage met de hoodie, capuchon en het mondmasker hield zijn pas in en draaide zich om. Kennelijk vond hij het nu zijn beurt om te lachen. Ik zag zijn grijns niet, maar hoorde een sissende grinnik vanachter het mondmasker.
Hij was te ver weg om hem een rotschop te verkopen.

Wat een avonturen weer.

-
Apeldoorn, april 2021