Nietzsche om te ontspannen

KAF-submit

De grote zot

Het is altijd goed om aan Nietzsche te denken - maar wanneer er iets geloofd wordt is het ronduit heilzaam: het helpt om te ontspannen. De wereld is namelijk, onze pogingen om eenheid te bewerkstelligen ten spijt, een veld van willekeur, veelvuldigheid en tegenspraak. Wie Nietzsche leest krijgt dat op grootse wijze voor de voeten geworpen. Wellicht nog grootser is het dat die veelvuldigheid en tegenspraak ook Nietzsche's eigen werk betreffen. Hij is niet bang zichzelf te weerleggen; soms stuurt hij er bewust op aan. Verder overstroomt zijn schrijven door de veelvuldigheid aan mogelijke lezingen. Nietzsche kan verrassen, juist als je denkt dat je zijn denken kent.

Niet lang geleden trof ik het. Al jaren lees ik Nietzsche's parabel van de zot, te vinden in de Vrolijke Wetenschap, als een klinkende klok die luidt dat God dood is. Die gedachte was destijds niet nieuw, maar de kracht van de stijl maakt het een memorabel (literair) moment. Het eerste stuk klinkt zo:

"Hebt gij niet van die zot gehoord, die op klaarlichte dag een lantaarn aanstak, de markt op liep en zonder ophouden riep: 'Ik zoek God! Ik zoek God!' – Omdat daar juist vele van die mensen, die niet in God geloofden, bijeen stonden, verwekte hij een grote hilariteit. Is hij dan verdwaald? zei de een. Is hij dan als een kind verkeerd gelopen? zei de ander. Of houdt hij zich verborgen? Is hij bang voor ons? Is hij scheep gegaan? Geëmigreerd? – Zo schreeuwden en lachten zij onder elkaar. De zot sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blik. 'Waar is God naar toe?' riep hij, 'ik zal het jullie zeggen! Wij hebben hem gedood — jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dat gedaan? Hoe konden wij de zee leegdrinken? Wie gaf ons de spons, om de hele horizon weg te wissen? Wat deden wij, toen wij deze aarde van haar zon loshaakten? Waarheen beweegt zij zich nu? Waarheen bewegen wij ons?"

De vreemde spot

God is dood, las ik erin, en dat is tragisch: God was het water waarop wij dreven, de zon die ons inzicht verlichtte, de instantie die ons een doel en richting gaf. Zonder God schieten wij over, alleen met de koude aarde en een kist gebakken peren. Nu moeten we het zelf maar redden in de chaos.

God is dood, las ik er later in, en dat is tragi-komisch: terwijl we niet langer richting een door God gegeven doel stromen, blijven we toch maar mooi drijven. Dat we drijven zonder zin, het zij zo: de zon komt elke dag op, en blijkbaar blijft dat ons de moeite waard.

Pas werd ik er echter op gewezen dat er meer in de parabel staat dan 'God is dood'. Prof. dr. Paul van Tongeren wijst op de toehoorders van de zot: "juist vele van die mensen, die niet in God geloofden." De zot spreekt tegen hén. Zolang hij zegt dat hij naar God zoekt, lachen ze hem uit. Zodra hij zegt wat er gebeurd is, wordt het echter stil: God is dood, en zij allen ("jullie en ik!") hebben hem vermoord. De omvang van die ramp wordt door de zot in een reeks van retorisch klinkende vragen uitgedrukt. Hij eindigt zo:

"(...) wie wast dit bloed van ons af? Met welk water kunnen wij ons reinigen?... Is de grootheid van deze daad niet te groot voor ons ... Nooit werd er een grotere daad gesteld ...'

Hier zweeg de zot en hij keek opnieuw zijn toehoorders aan: ook zij zwegen en keken hem vreemd aan."

De dode God

Van Tongeren maakt een onderscheid tussen de boodschap van Nietzsche en de woorden van de zot. De woorden van de zot zijn helder: (de religieuze) God is dood. De boodschap van Nietzsche is, onder andere: wie zoiets zegt wordt als een zot gezien, en zijn boodschap als iets onbegrijpelijks voor toehoorders die niet meer in God geloven. En dat is vreemd. Je zou namelijk denken dat iemand die niet in God gelooft er juist wél iets van begrijpt wanneer haar wordt gezegd dat God dood is. Tenzij de ongelovige nog evengoed in God gelooft, maar het geen God meer noemt.

Want God heeft vele namen sinds hij dood is; hij is ontploft en fonkelt nu als 'waarheid', 'vooruitgang', 'de mens' (al dan niet deugend), het 'klimaat' - allemaal zaken die de structurerende rol van God hebben overgenomen. Ze geven richting aan ons drijven en een doel aan die richting. Mijn leven wordt van nut voorzien doordat ik waarheid vind, doordat ik aan een culturele vooruitgang bijdraag, doordat ik iets beteken voor de mensen om mij heen, of omdat ik meehelp met het redden van deze planeet.

Het lege plot

In dat licht klinken de vragen van de zot ineens anders. De wanhopige klinkende retoriek laat zich tegelijkertijd uitdagend verstaan. "Maar hoe hebben wij dat gedaan?" Inderdaad zeg, een God vermoorden, hoe doe ik dat eigenlijk? Daar is geen handleiding voor. En ook de volgende vragen winnen aan kracht: "Horen wij nog niets van het lawaai van de doodgravers, die God begraven? Ruiken wij nog niets van de Goddelijke ontbinding?". Want als dat niet het geval is, wordt het tijd om mijzelf iets te gaan afvragen: leef ik wel zonder God - hoe hij of het ook heten mag?

In het verleden is rijkelijk betwist of een leven met een dode God nog zin heeft, en zo niet, of het dan nog de moeite waard is. Hier vind ik waakzaamheid echter belangrijker dan een antwoord op die vraag; want ik ben niet zomaar werkelijk ongelovig. Eerder dan moralisme (geloven is goed of slecht) mag dat ontspanning oproepen. Waarom? Omdat de Zaken die ik vol van overtuiging voorsta niet zo groot zijn wanneer ik ze alleen doorheen mijn weten zie. God, Waarheid, Mens - het zijn (uiteindelijk!) objecten van hopen, aannemen, en onvermijdelijk onweten. Van 'geloof', dus.

Ik weet het grote antwoord niet. Ik hoef er niet mee rond te zeulen. Dat ontspant.

 Dit item is geschreven door Michiel van schrijverscollectief Kaf.