Verhalen van een psycholoog - Als ik mantelzorger was

KAF-submit

Ze ligt de hele dag op bed. Ze zet geen koffie meer voor zichzelf. Ze eet amper, haar kast is leeg. Aan activiteiten doet ze niet meer mee. Ze bidt niet meer.
Was ze een persoon geweest met andere leeftijd, dan zou je spreken van een depressie. Maar ze is 90, en mijn oma. En dus maakt niemand zich zorgen.
Niemand komt langs, niemand doet haar gordijnen open, brengt een kopje thee, niemand neemt haar mee naar het handwerken, niemand zorgt dat ze een paar uurtjes per dag rechtop zit.

In de gang van het zorgcentrum rijdt een zingende meneer zijn zesde rondje langs, maar ik heb in de tijd dat ik op bezoek ben nog niet één verpleger gezien (ik heb er nog nooit een verpleger gezien). Wel klampt een vrouw mij aan: ‘Zuster, ik heb buikloop! Waar ligt het beschuit?’ Ik weet het niet en ik weet niet waar het personeel is. Er is niemand bij de receptie. Ik kan van buiten het zorgcentrum binnenlopen door een automatische deur en kan naar alle afdelingen toe. Via via begrijp ik dat er op de dag maar één moment van contact is met de verpleging: als ze haar medicatie inneemt.

‘Mevrouw wil ook niet meer.’ zegt de verpleegster, als ik bel om tekst en uitleg.
‘Andere pillen? Dan is ze misschien minder versuft, maar dan wordt ze zich alleen maar bewust van haar situatie.’ zeggen familieleden. Niemand wil zich er aan branden. Ze zeggen: ‘Waarom moet je die onrust creëren?’
Dat klinkt als de omgekeerde wereld. Misschien moet ze zich bewust worden van haar situatie, omdat het verdomme beter kan?

Toch?

Ik zwijg. Ik weet het antwoord niet. Maar ik weet wel: als dit Marokko, Italië of Suriname was, dan zat er elke dag iemand aan haar bed. Maar dit is Nederland, wij hebben een geïnstitutionaliseerd zorgstelsel dat gelukkig niet draait op vrijwilligers en mantelzorgers. Toch?

Als ik mantelzorger was, dan kwam ik elke dag langs.
Als ik mantelzorger was, zou ik boodschappentassen voor twee dragen. De was voor twee doen. Voor twee koken, haar eten hapklaar in twee breken. Dan zou ik de vloeren dweilen en het stof uit de gordijnen slaan. Een warm kleedje naast haar bed leggen, rekening met haar koude voeten houden. Mijn oude tijdschriften voor haar bewaren. Ik zou spelletjes voor twee bedenken. Ik zou altijd voor twee denken. En voor haar als eerst.

Als ik mantelzorger was, zou ik ook een beetje dokter zijn. Ik zou op vaste tijden tabletjes klaarmaken, nooit te veel en nooit te weinig, ik zou stijve spieren aan het bewegen zetten. En ik zou elke dag achteruitgang zien op mijn zelf gestelde prognose.
Als ik mantelzorger was, zou ik ook een beetje politieagent zijn. Ik zou in de prullenbak kijken of een daar geen volle huls met tabletten lag. Ik zou messen, vorken en al wat scherp is uit keukenlades verwijderen. Ik zou in de buurt zijn, ik zou dag en nacht waakzaam en dienstbaar zijn.

Als ik mantelzorger was, dan was ik één van 4,4 miljoen Nederlanders, dan hoorde ik bij die 10% van de werkende populatie in Nederland met, feitelijk, twee banen.
Als ik mantelzorger was, zou niemand mijn zorgen zien. Waar anderen sliepen, zou ik ’s nachts wakker zijn. De volgende dag zou ik weer fris en fruitig op mijn werk verschijnen, ik zou langzaam een te hoge bloeddruk opbouwen. Later zou ik steeds vaker mijn werk moeten afzeggen, en ik zou er per maand 1100 euro op achteruit kunnen gaan. Met nog eens 1100 euro aan was- en reiskosten, zou ik geldproblemen kunnen krijgen. Ik zou van mijn ‘tweede baan’ in een burn-out kunnen raken.

Ik zou avond- en ochtend-, week- en weekenddiensten draaien, niemand zou daar wat van zeggen. Ik zou geen vakantie kunnen nemen. Ik zou mijn ‘echte’ baas om flexibelere werktijden kunnen vragen, omdat ik mantelzorger ben. Mijn baas zou ‘nee’ kunnen zeggen.
Als ik mantelzorger was, kon ik van de gemeente rekenen op één salaris per jaar: 100 euro als ik geluk heb, maar vaak alleen een bloemetje. Dan zou ik er in de toekomst alleen maar meer collega-mantelzorgers bij krijgen. Dan werden we een hele beroepsgroep.

Maar ik ben psycholoog, ik zorg vooral voor mijn cliënten en ik ben geen mantelzorger voor mijn oma. Dat voelt vreemd dubbel. Ik moet eerst kritisch naar mezelf kijken. Ik zou het allemaal veel vaker en beter kunnen doen en ik mantelzorg niet (genoeg).
Maar het zorgcentrum waar mijn oma woont, en het bestuur, het ministerie van Volksgezondheid, en alle premies die we betalen, en de verzekeringen, en de psychiaters, de pillen en de ene onderbetaalde verpleegster op de gang van mijn oma, en alle extra subsidies die nu toch echt naar de zorg gaan, die mantelzorgen ook niet.

Dit item is geschreven door Marthe van schrijverscollectief Kaf.