Tong's voetbalverhalen #23

Monique Verlind (DJMO)

Van alle culthelden die Feyenoord begin jaren negentig op het veld had staan, was hij de grootste. John de Wolf was stoer, Ed de Goey goed en Mike Obiku exotisch. József was vooral gewoon. Hij stond in het telefoonboek en woonde in een eengezinswoning in Sterrenburg, een rustige jaren-zeventigwijk in Dordrecht. Net zoals de doorsnee-supporter. Die hem zag als een buurman die er af en toe uit het niets een bal in trapte.

Heel veel doelpunten maakte József Kiprich niet. Maar als hij ze maakte, waren ze vaak belangrijk. Neem nou de wedstrijd thuis tegen PSV, in het seizoen ’94-’95. In de vijftigste minuut kreeg Feyenoord een strafschop. József stond net in het veld, zonder warming-up, en had nog geen bal aangeraakt. Geen enkele twijfel wie ‘m zou nemen. Hij slofte naar de stip. Wachtte net zo lang tot keeper Stanley Menzo een hoek koos. En schoot ‘m niet overdreven hard in de andere: 2-2. Twintig minuten later scoorde hij het winnende doelpunt. Het publiek was uitzinnig en scandeerde de rest van de wedstrijd ‘Jóóóózsef, Jóóóózsef’. De Tovenaar van Tatabánya maakte zijn bijnaam weer waar.