Verhalen van een psycholoog: lichaamstaal

KAF-submit

Elke nacht denkt hij dood te gaan en gebeurt hetzelfde: apneu-aanval, paniekaanval, wakker liggen, nog meer paniek, doodmoe, en weer snurken.

'Hoe gaat het met u?' vraag ik mijn cliënt, meneer I.
Voor mij zit een 70-jarige Angolees-Nederlandse man die perfect Nederlands spreekt. Maar tussen ons is een metershoge taalbarrière. Meneer I. heeft een externe locus of control. Dat is een persoonlijkheidstrek, zoals de mate waarin je extravert of netjes bent. ‘Extern’ wil zeggen dat hij dingen die hem overkomen toeschrijft aan externe factoren, zoals aanleg, toeval en het lot, en veel minder vaak aan interne factoren, de dingen die je zelf in de hand hebt, zoals zelfzorg en conditie. Meneer I. spreekt dus alleen de taal van het lichaam, onderzoeken en pijntjes. En ik... ik ben psycholoog.
'Ja...' zegt hij, 'spanning vanwege die onderzoeken. Het was toch geen hartaanval. Maar ze denken misschien mijn maagzuur. En dan is er ook nog mijn nek en ik vraag me af of die pil eigenlijk wel werkt...'
'Dat is lichamelijk' zeg ik, 'maar hoe gaat het met de gedachten? Het piekeren?'
'Mijn lichaam, daar pieker ik over. Niets aan te doen hè.'

Hij is altijd keurig op tijd, glimlacht, maar neemt geen woord van me aan. Hij noemt me stug zijn ‘dokter’ en vraagt na elk gesprek of ik niet tóch een pil voor hem heb. Meneer I. snurkt, dit geeft hem apneu-aanvallen (kleine ademstops in de nacht) waar hij wakker van wordt, en benauwd. Hij is ervan overtuigd dat hij dan een hartaanval krijgt. Dit ondanks talloze onderzoeken die aantoonden dat hij snurkt maar kerngezond is. Wat hij wel krijgt, is een paniekaanval, wat erg op een hartaanval lijkt. Het is onmogelijk, gekmakend, hopeloos. Elke nacht denkt hij dat hij doodgaat, en komt in hetzelfde cirkeltje terecht: apneu-aanval, paniekaanval, wakker liggen, nog meer paniek, doodmoe en weer snurken.

'Als u een snurkaanval krijgt...', begin ik voorzichtig.
'Dan stik ik' zegt hij doodleuk.
Meneer I. gelooft niet dat hij controle heeft, dat je de lichamelijke reacties van angst, zoals benauwdheid, hartkloppingen, zweten en duizeligheid, het gevolg van een algemene stressrespons in ons brein, zélf met je gedachten kunt verminderen. Zonder pil, zonder blokje om te hoeven lopen.
'Als ik niet opsta uit bed, ga ik dood.'
'Maar u leeft nog en u zit hier.' zeg ik.
Deze vreemde realiteit dringt niet door.
Het feit dat je met apneu prima door kan slapen, oud kan worden, en dat het lichaam voor het zuurstofgebrek vanzelf wel weer compenseert, laat hem koud. Hij voelt dat hij stikt, en die lichaamstaal geeft hem een veel duidelijker signaal dan mijn kalmerende en helpende gedachten.
'Ik maal en ik maal erover. Soms denk ik: al dat malen heeft geen zin.'
Ik heb beet! Hij vindt zijn eigen gedachten niet nuttig: hij neemt controle!
'Dus, op zo’n moment, als u weer gaat malen, wat doet u?'
'Dan neem ik een pil. Zonder pil was ik nergens.'
Controle weg. Ik ben hem weer kwijt.

Mensen met een externe locus of control hebben een grotere kans op angst en depressie. Dat controlegevoel wat meer verschuiven naar intern is dus zeker aan te bevelen, kan een hoop psych(osomat)ische klachten voorkomen. Meneer I. moet weer voelen dat hij zélf invloed heeft op zijn leven. Controle zal meneer I. echter niet gaan voelen als ik zeg 'U kunt het!', dit moet hij putten uit zijn eigen succeservaringen. Helaas doet hij nu helemaal niets en is het aantal succeservaringen welgeteld precies nul. Een man geregeerd door angst die niet gelooft in de kracht van het denken: hoe doorbreken we deze cirkel? Ineens heb ik een idee. Wat als we kijken naar wat nu spontaan al goed gaat?
'Sommige nachten,' zeg ik, 'ging het al beter dan andere nachten.'
'Ja.'
'Dus u deed al iets goed.'
'Ja.'
'Dus in de toekomst kan het misschien ook soms beter gaan.'
'Ja.'
'U gaat vanaf nu een slaapdagboek bijhouden.'
'Dat doe ik al. Ik schrijf alle momenten op dat ik wakker word.'
'Ik bedoel een dagboek van alle momenten dat u aan één stuk doorslaapt. Wat voor nachten slaapt u wel 5 uur achter elkaar? Is dat vroeg of laat in de nacht? Om te kijken wat u al goed doet. Registreren. Dit onderdeel van therapie noemen we...'
'Een slaaponderzoek.' zegt meneer I.
Een gedachtenonderzoek, denk ik, maar ik zeg: 'Juist ja.'

Wat ik hem leer is relativeren, herinneringen opslaan die hem zelfvertrouwen en controle gaan geven. Maar ik noem het een slaaponderzoek, want daar staat hij voor open. Ik spreek eindelijk lichaamstaal.

Ben je meer een lot-denker of geloof je in maakbaarheid? Hier kun je testen of je zelf een interne of externe locus of control hebt.

Dit item is geschreven door Marthe van schrijverscollectief Kaf.