Magistrale manoeuvres in Moskou (24)

qltel

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Mocht je de eerdere delen gemist hebben, een link naar de eerdere delen staat onderaan.

Het lawaai in het kantoor was geen teken dat er iets was misgegaan. O nee! Het was het gevolg van een van Freds hoogst zeldzame driftbuien. Normaal gesproken was Fred een vriendelijke jongen die graag grappen uithaalde en zelf ook heel goed tegen een grapje kan. Er was echter één klein dingetje dat hem bijna blind van woede kon maken en dat was als iemand in een dreigende situatie meende dat het Fred geen ernst was en probeerde een loopje met hem te nemen. En dat was precies wat Oljev had gedaan.

Het moet gezegd worden dat deze man bepaald niet bang was uitgevallen. Op Freds gebrul had hij slechts gereageerd door verbaasd één wenkbrauw op te trekken. Zijn rechterhand schoof over het bureaublad, vermoedelijk naar een lade waar een revolver in zat. Dit staaltje van onverstoorbaarheid maakte Fred op slag razend. Hij gaf een rauwe brul en spurtte op het bureau af. Met een kracht, verdubbeld door zijn woede, greep hij de uitstekende rand van aan de voorzijde van het bureau en schoof dit in één beweging naar achteren. Nu was het bureau niet van een al te deugdelijk type geweest. Neem daarbij de woede van onze vriend Fred waarmee hij zijn volle gewicht tegen het bureau aan wierp en de vergelijking ontstaat met die waarin een grasrol die een luciferdoosje op zijn weg vindt.

Aangezien Oljev op een bureaustoel op wieltjes had gezeten, werd hij met bureau en al naar achteren geschoven totdat hij klem zat tussen rugleuning en bureaublad. Het mocht dan wel een behoorlijke klap zijn, maar dat Fred de man met meubilair en al door de achtergevel zou drukken, was wat al te overdreven, hoewel Hans later bij hoog en bij laag volhield dat hij op dat moment had gezien hoe de ruit achter Oljev heel even bol had gestaan in zijn sponning. Dat de man daar niet doorheen was gegaan, had hij zuiver te danken aan het feit dat de rugleuning van zijn stoel klem kwam te zitten tegen de rand van de vensterbank. Het is eigenlijk het bekende verhaal: rij met een auto met een snelheid van 80 kilometer per uur tegen een plastic emmer die midden op de weg staat en de emmer zal gelanceerd worden zonder dat de auto daarbij noemenswaardige schade oploopt. Doe ditzelfde echter met een snelheid van 25 kilometer per uur tegen een betonnen muur (een experiment dat niet aan te raden is omdat dit al bijna een doodklap is) en de auto zal keurig gebruik maken van de z.g. "kreukelzone." Dat wil zeggen: motorkap en spatborden zullen dan netjes opgevouwen worden totdat de auto alle vaart kwijt is en alle kracht van de aanrijding tot nul is gereduceerd. Anders gezegd: alle energie, door snelheid veroorzaakt, zal op een of andere manier moeten worden opgevangen waarbij het zwakste materiaal bezwijkt. In het geval van Fred bleek het zwakste materiaal te bestaan uit... het bureaublad.

Toen Oljev klem kwam te zitten, blies hij alle lucht uit die in zijn longen aanwezig was, hetgeen een licht aroma van wodka en bier in het vertrek deed verspreiden en zag hij alle rode sterren die hij ooit bij de 1 mei-parades had aanschouwd voor zijn ogen dansen. Maar daarmee was de kous nog niet af! Fred zette door. Hij voelde dat hij voorover over het bureaublad ging vallen en stopte bliksemsnel zijn pistool in zijn achterzak; om zijn val te stuiten had hij Oljev bij de revers van zijn colbert gepakt. Een vreselijk gekraak vulde een moment het hele vertrek toen het bureaublad meegaf en brak. Mogelijk had Oljev nog het besef gehad om toch nog te proberen bij die ene bureaulade te komen waarin zich naar alle waarschijnlijkheid een revolver bevond, maar dat was het volgende moment uitgesloten, simpelweg omdat er geen bureaulades meer binnen zijn bereik bestonden. De twee helften van het bureau vielen beide naar buiten om (en niet naar binnen zoals men wel zou verwachten; dat kwam zuiver doordat de korte poten onder de ladeblokken zich aan de binnenkant bevonden). Een scherpe rand raspte venijnig langs Freds buik. Dit maakte hem, zo mogelijk, nog bozer. Doordat Oljev tegen de vensterbank geplet was, was het onmogelijk voor Fred om over hem heen te vallen. Hij herstelde zich bliksemsnel en hees de man eenvoudigweg gewoon uit zijn stoel om hem vervolgens zijwaarts in het midden van het vertrek neer te smakken. Hans kon nog net opzij springen teneinde de logge massa te ontwijken. Nog voordat Oljev de grond ruggelings goed en wel raakte, had Fred zijn pistool alweer te voorschijn gehaald en richtte dit op de man die nog lag te bekomen van de klap.

"DOWN AND STAY DOWN," brulde hij. Terwijl hij dit riep, had hij al zijn tanden ontbloot.

De man, van wiens arrogante houding niets meer over was, bleef braaf liggen, nu ervan overtuigd dat hij met een regelrechte nazaat van Ivan de Verschrikkelijke te doen had. Fred en Hans kwamen meteen in actie; ze rolden Oljev op zijn buik en snoerden zijn armen op zijn rug samen met een rol breed plakband die Hans op de lange tafel had gevonden. Michael was snel naar de deuropening van het kantoor gelopen om Boris te laten weten dat alles onder controle was.

Vrijwel op het zelfde moment klonk het geluid van gierende banden vanuit de garage, gevolgd door het lawaai van drie schoten, vlak achter elkaar gelost.

Het hele gevecht in het kantoor, zojuist beschreven, had niet meer dan een seconde of vijf geduurd. Lang genoeg om Boris, die in de gang bezig was Leonov, op een voor hem bijzonder pijnlijke manier, in bedwang te houden, razend nieuwsgierig en ook ongerust te maken. Hij hield de deur van het kantoor scherp in de gaten, klaar om Leonov omhoog te trekken en hem desnoods als schild te gebruiken door met hem naar voren te stormen als Oljev onverhoopt met een pistool naar buiten mocht komen. Hij werd rustiger toen Michael liet weten dat alles goed was verlopen.

Inmiddels was Peter natuurlijk als de weerlicht om het gebouw gerend. Hij was aan de zijkant van het laadperron afgesprongen, een veldje naast de muur van de garage overgestoken en kwam nog juist bij de afrit om te zien hoe een grote zwarte auto, met twee personen er in, naar buiten stormde. Dit ging gepaard met gillende banden en enorme wolken van verschroeid rubber die onder de achterste wielkassen vandaan kwamen. Op het parkeerterrein maakte de auto een enorme schuiver toen deze bruusk naar links werd gestuurd, miste de geparkeerde KamAZ op een haar en schoot toen vooruit naar de weg waar Boris zijn taxi had geparkeerd.
Nu is het niet zo dat Peter al die tijd had staan duimen draaien. Op het moment dat de auto dwars over de parkeerplaats gleed, had hij zijn pistool genomen en snel drie schoten gelost op de plaats waar hij het linker achterwiel vermoedde.
Toen de auto eenmaal weer uit de slip geraakte en in de richting van de weg raasde, durfde Peter niet meer te schieten, uit angst dat hij een eventuele voetganger zou raken of bij het flatgebouw een ruit in zou schieten waarachter zich uiteraard ook mensen bevonden. Hij stak het pistool in zijn zak en hoorde hoe de auto in de richting van het jeugdhotel scheurde.
"Die zijn we kwijt," bedacht hij spijtig.

Hij liep de afrit op en loerde door het raam van het kantoor naar binnen om nog juist te zien hoe Oljev door Fred en Michael vastgebonden op een stoel werd neergezet. Via de geopende roldeur liep hij de garage in en schoof de grendel van de tussendeur. Terwijl hij dit deed, zag hij naast de deur, op de vloer, een paar kleine doosjes met papieren staan. Het schoot hem door het hoofd dat de twee bandieten geen tijd meer hadden gehad om deze nog mee te nemen.

Fred en Michael keken vreemd op toen Peter vanuit de garage het kantoor binnenstapte. Peter zag juist hoe Fred zijn pistool weer liet zakken. "Koest maar", zei Peter, "goed volk". Michael grijnsde breed en gaf Fred speels een tik op zijn schouder: "Jij zou een goede kandidaat zijn voor een speciale Russische politie-eenheid.” Fred, inmiddels weer gekalmeerd, lachte schaapachtig. "Waar zijn Boris en Hans?" vroeg Peter. "Die zijn in de gang bezig om Leonov in te snoeren," antwoordde Fred. "De twee andere kerels zijn zeker ontkomen, is het niet?" Peter maakte een spijtig gebaar: "Helaas wel; ik heb ze nog drie kogels nagezonden, maar ook dat hielp niet veel." "Niets aan te doen," bromde Fred, "we hebben in elk geval twee van de vier schurken te pakken."

Op dat moment kwamen Hans en Boris binnen, zeulend met Leonov, die eveneens vakkundig ingesnoerd was. Fred pakte een stoel van de lange tafel en zette deze naast Oljev. Toen Leonov hierop was gedeponeerd, stelde Fred voor om zelf ook even te gaan zitten. "Goed idee," zei Hans. Meteen plukte hij de bureaustoel tussen de puinhopen van wat kortgeleden nog een bureau was geweest.  "We gaan nu een praatje maken," sprak Michael. Hij ging voor Oljev staan en vroeg (uiteraard in het Russisch): "Waar is de baas?" Oljev keek verbaasd naar hem op: "Ik ben de baas; dat weet je toch?" Michael wilde nog wat zeggen, maar Boris duwde hem zachtjes opzij: "Zo schieten we niets op; laat mij maar even begaan." Met een gemene grijns keek hij neer op Oljev die nu eerder verbaasd dan bang voor zich uit keek. "Zozo, dus jij bent de baas, hè?" gromde Boris zacht. "Ja."

Boris waarschuwde niet, maar haalde uit en kletste in één beweging zijn hand tegen de wangen van Oljev; dat wil zeggen: met de handpalm van zijn rechterhand gaf hij een klap op de linkerwang en met de rug van zijn hand tegen zijn rechterwang. En dat in een fractie van een seconde. Geschrokken keek Oljev nu op naar Boris. "Waar is Igor Proliv?" brulde hij en meteen was het kantoor weer vervuld van twee kletsende geluiden die deden denken aan zweepslagen. "Vertel op, of je krijgt er nog een paar, schertsbandiet."
Boris had zijn hand alweer geheven. "Nee, niet meer slaan," krijste Oljev, "hij is beneden opgesloten in het souterrain. De sleutels lagen op het bureau en moeten nu ergens op de grond liggen." Dit alles had hij gerateld met de snelheid van een machinegeweer. Michael was reeds begonnen met zoeken tussen het wrakhout. Toen Boris zijn hand liet zakken, begon de bandiet wat rustiger te praten: "Je moet de stalen deur in de garage hiernaast openen en de trap aflopen. Dan loop je het gangetje door tot je niet verder kunt. De laatste deur links is een rommelhok en daar zit Igor. Hij mankeert verder niets."

"Mooi zo," sprak Boris tevreden. Hij boog zijn gezicht wat naar datgene van Oljev (dat inmiddels wijnrode vlekken vertoonde) en zei vriendelijk: "Zie je nou wel hoe makkelijk het is om eerlijk te zijn?" hiermee een uitspraak van Stalin citerend. Vervolgens wendde hij zich tot Leonov die het tafereel met duidelijk afgrijzen had gadegeslagen: "En vertel eens Leonov; klopt dat verhaal dat jouw handlanger vertelde?" Hij blies zachtjes op zijn gloeiende handpalm. "Ja, dat is de volledige waarheid," antwoordde Leonov snel. "Ga nou maar kijken dan zul je zien dat hij niet gelogen heeft." Boris wilde nog wat zeggen, maar hield zijn mond toen Michael triomfantelijk met een sleutelbos voor zijn gezicht rammelde. "Keurig, Michael," reageerde de taxichauffeur glimlachend. "Ja, je moet het me maar niet kwalijk nemen dat ik het zeg, maar jij bent te weekhartig voor dit soort klusjes. Je moet het nou eenmaal wat radicaler aanpakken als je dergelijke schurken snel aan het praten wilt krijgen." "Je hebt gelijk," beaamde Michael, "een beetje overredingskracht kan nooit kwaad." “Genoeg hierover,” besloot Boris. “Ga nou maar gauw Igor ophalen dan houden wij hier een oogje in het zeil." "Ja, wacht eens even," zei Michael, "we hebben onze zaklantarens in de auto laten liggen." Boris trok even een bedenkelijk gezicht. Toen verhelderde zijn gelaat: "Zeg misbaksels, is er licht beneden?" Het was Leonov die antwoordde: "Ja, bovenaan de trap zit een schakelaar".  "Je hoort het," gebaarde Boris.

Hierop liep Michael naar het andere vertrek, op de voet gevolgd door Fred. Er viel een stilte in het kantoor. De beide bandieten staarden mistroostig voor zich uit. "Igor zal het mij beslist niet kwalijk nemen als ik een sigaartje van hem pik," verbrak Boris de stilte. Hij beende naar de grote tafel en pakte daar een doos sigaren en een tafelaansteker. Hij opende de doos en rook er even aan: "Ruikt prima; komen zeker uit Cuba. Hans, Peter, ook een rokertje?" Hij haalde zijn schouders op toen de twee jongens te kennen gaven niet te roken. Nadat hij had opgestoken keek hij bestraffend naar de twee misdadigers: "Jullie vraag ik niks, want jullie gaan nog een hele zware pijp roken." Vervolgens leunde hij op zijn gemak tegen de muur, rookte tevreden en wachtte op de dingen die zouden gaan komen.

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!