Lotgenoten (0008)

bazbo

Lotgenoten,

De werkzaamheden voor vandaag zaten er weer op. Voordat ik in de stinkende streekbus stap, moet ik eerst een stuk met een stinkende stadsdienst. Ook erg, maar daar gaat het nu niet over. Ik stapte in. De bus was nog grotendeels leeg en ik ging op een bank ergens bijna achterin zitten. Uit mijn binnenzak pakte ik mijn leesbril en in mijn tas zocht ik de e-reader. Ondertussen waren we twee haltes verder. De bus stopte om nieuwe reizigers in te laden. Ik was al verdiept in Mark Twain en keek niet wie er instapte.

'Bas?' hoorde ik een stem naast me zeggen. 'Bas? Ben jij Bas?' Ik herkende de stem onmiddellijk. Ik keek op en: jawel. Het was Marianne. Ouder geworden. Nog mooier ook. Ouder en mooier, kan dat tegelijk in een zin? Als het om Marianne gaat, kan het.
'Marianne!' riep ik uit. 'Wat leuk je hier te zien.'
'Wacht, ik kom even bij je zitten.'
Ik haalde mijn tas van de plek naast me. Marianne draaide zich om en zei tegen een man die ook in het gangpad stond: 'Ik ga even bij Bas zitten.' Tegen mij zei ze: 'Dit is een vriend van me. We waren samen wandelen hier in de bossen.'
Ik knikte de man netjes toe.
Marianne kwam naast me zitten. Ze boog naar me toe. Ik boog naar haar toe. Drie dikke zoenen. We hadden elkaar zo lang niet gezien.
'Hoe gaat het?' vroeg ik. De rit naar het station duurt bijna een kwartier. Ik had dus bijna een kwartier om haar volledig te ondervragen.
'Goed,' zei ze. 'Druk.'
'Vertel eens iets nieuws,' zei ik. 'Ik zie jou en je activiteiten voorbijkomen op enkele sociale media.'
'Je volgt me dus nog,' grinnikte ze.
'Jazeker.' Ik volgde haar nog. Helemaal hoteldebotelstapelverliefd was ik niet meer op haar, maar ze had veel voor me betekend en ze betekende nog altijd veel voor me. Ik glimlachte. 'Maar vertel.'
Ze vertelde. Over haar relatie die voorbij was, over het nieuwe leven dat ze had opgebouwd, over haar volle agenda, haar werkzaamheden. Heel interessant allemaal. Ik wilde het dolgraag horen en vroeg haar de oren van haar hoofd. Gretig, gulzig. En natuurlijk ga ik dat hier allemaal niet opschrijven, daarvoor is het veel te persoonlijk. Het is van haar en van mij en dat iedereen er met zijn poten en grote bek vanaf blijft.

'Maar jij?' vroeg ze, toen het eind van de rit in zicht kwam. 'Hoe gaat het met jou? Ik had je bijna niet herkend. Ben je afgevallen?'
'Nogal,' zei ik.
'Hoe veel?'
'Meer dan vijfentwintig kilo.'
'Wat knap.'
'Het was geen keuze.'
'O? Vertel. Wat is er gebeurd? Toch niets ernstigs?'
'Enigszins. Tamelijk. Nogal. Nogal erg.'
'Was je ziek of zo?'
Ik wees naar mijn hoofd.
'Wat bedoel je?'
'Psychische klachten. Van de ene dag op de andere. Ogenschijnlijk uit het niets.'
'Bas. Jij? Wat naar.'
'Maar ik ben er goed uit gekomen. Het leven is drie jaar lang erg ingewikkeld geweest. Sinds een tijdje ben ik in rustiger vaarwater terechtgekomen. Langzaam heb ik de balans tussen spanning en ontspanning, tussen werk en privé teruggevonden. Ik moest altijd van alles van mezelf. Die lat ligt nu veel lager. Het mag ook af en toe nog niet zo goed gaan. Mijn lijf geeft me prima signalen en daar luister ik naar. Ik weet wat ik moet doen om weer in balans te komen.'
'Dat is fijn.'
'Dat is fijn. Net zoals het fijn is om jou weer te zien en te spreken, Marianne.'
'We zijn er.'
'Ja, we zijn er.'
'Ik moet gaan.'
'Jij moet gaan. Je moet rennen om de trein te halen. Ik stap straks in de stinkende streekbus.'
Ze lachte. Ze gaf me een kus. Ze stond op. Ik stond op. Ze stapte uit. Die vriend van haar stapte uit. Ik stapte uit. Ze draaide zich om en keek me aan. Ik keek haar aan. Ze kwam naar me toe. Drie dikke zoenen.
'Rennen,' zei ik.
'Dag Bas,' zei ze.
'Dag Marianne.'

Ze ging. Ik keek haar niet na. Vijf minuten later stapte ik een stinkende streekbus in.
Wat een avonturen weer.

-
Apeldoorn, november 2017