Inuitkunst in Lunteren

Laurens (Gramps)

Mijn lezers weten inmiddels dat mijn vrouw en ik graag kleine musea bezoeken. Het heeft vooral een medische achtergrond; mijn vrouw heeft reuma en kan niet al te lang slenteren, terwijl ze het tot dusverre vertikte om zich in een rolstoel te laten voortduwen. Onze bezoekjes zijn dus doorgaans van korte duur en om dan toch een redelijk compleet beeld van het gebodene te krijgen moet het museum beperkt van grootte zijn. Nou, er zijn ontzettend veel musea in ons land die aan dit criterium voldoen, naar verluidt bijna tweeduizend. We kunnen dus nog wel even voort. Bovendien loont het altijd om speciale exposities in reeds eerder bezochte musea met een bezoekje te vereren.

Ondanks dat we beiden gepensioneerd zijn is afstand toch wel een ander punt van overweging; hoe dichterbij hoe makkelijker. Dicht in onze buurt werd de spoeling toch wel dun, dus begon ik op internet rond te struinen. Wat zie ik, Lunteren? Dat dorp ken ik heel goed, het is nog iets kleiner dan mijn eigen woonplaats, en hier is alleen maar een oudheidkamer. Toch heeft Lunteren een volwaardig museum, middenin het dorp. Kijk, daar gaan we dan even heen. Vorige week woensdagmiddag was het zo ver. We werden hartelijk verwelkomd. Meteen kregen we te horen dat de vrijdag erna een speciale expositie zou worden geopend, getiteld “Mythen in ijs''. De expositie, Inuit kunst was op een paar details na klaar, wij mochten zo'n beetje als eersten kijken. Per slot waren we er nu toch.

Ik zal de vaste expositie van dit museum niet bespreken, u gaat maar zelf kijken, het is een bezoek meer dan waard. Het betreft het oude Lunteren en markante Lunteranen. Ik nam me meteen voor om de opening twee dagen later te gaan bezoeken. Dat bleek een openbaring. Men heeft daar in Lunteren een partycentrum recht tegenover het museum, dus de opening kon daar plaatsvinden. Om een uur of vier liep ik binnen en werd direct voorzien van koffie. Ik viel meteen al in de prijzen, want ik kwam toevallig juist naast Karel Stevens te zitten, de man die de expositie had ingericht, grotendeels met zijn eigen collectie. De middag werd geopend door de voorzitter van de vereniging, de heer Van Ravenswaaij, die de gelegenheid te baat nam om eenieder die zich met de opzet en inrichting van de expositie had beziggehouden te introduceren en te bedanken. Hij vertelde ook dat de vereniging ruim 800 leden telt en vijfenveertig vrijwilligers heeft. Dat is voor een dorp met 12000 inwoners bijna niet voor te stellen, maar waar niettemin.

Daarna hield Peter Kuipers Munneke, de meteoroloog die wij allemaal kennen als weerman bij NPO1een verhaal over de Noordpool en de gebieden daar vlakbij, het leefgebied van de Inuit. Hij is namelijk naast zijn werk ook nog glacioloog en poolonderzoeker. Daarna kwam er een lezing van Dr. Cunera Buijs, cultureel antropoloog en conservator van het Museum voor Volkenkunde in Leiden. De verhalen van beiden waren het beluisteren meer dan waard. De kunstwerken die voor de expositie zijn ingebracht komen, zoals gezegd, voornamelijk uit de collectie van Karel Stevens, maar deels ook uit Leiden. Het niveau? Daar kan ik heel beknopt over zijn: tik op uw computer in ''Inuit art'' en u ziet zaken van dezelfde hoge kwaliteit. Ooit maakte ik eenzelfde cultuurschok mee, namelijk toen ik het museum voor Aboriginal kunst in Utrecht bezocht. Dat blijft je bij, en je steekt in korte tijd heel veel op. En je geniet, dat vooral.

Na de opening staken we de straat over om met een glas wijn in de hand de expositie te gaan bekijken. Het was voor mij de tweede keer, maar ik kan me zomaar voorstellen dat ik in de komende weken nog eens ga kijken. Mij vielen daarbij een paar zaken op, in positieve zin. Ten eerste het publiek, al maakte het tijdstip, op een vrijdagmiddag om 16.30 uur dat wel voorspelbaar. De zaal in het partycentrum zat vol met meer dan honderd grijze hoofden. Jort Kelder zou het, als hij erbij was geweest, over ''nette mensen'' hebben gehad. Ik noem ze gewoon beschaafd, zonder zijn gebruikelijke ironie. Jongere mensen hebben op dat tijdstip gewoonlijk andere zaken omhanden, maar de wel aanwezige bezoekers zullen zeker hun enthousiasme met hun nazaten delen. De dertigers en veertigers komen dus alsnog, en volkomen terecht.

Het andere punt is de hoge mate van professionaliteit. We zijn gewend aan het enthousiasme en de enorme betrokkenheid en kennis van mensen die een klein museum op de been helpen houden. Dat er dan hier en daar iets niet helemaal klopt neem je gewoon voor kennisgeving aan; het stoort niet, het is zonder meer aanvaardbaar en begrijpelijk. Waar gehakt wordt vallen spaanders. In Lunteren heeft men het wat dat betreft toch echt heel goed voor elkaar, getuige de opening. De introductie door de voorzitter, de sprekers, de ontvangst, de gasten, alles was zoals men kan hopen. Maar zelden krijgt. Chapeau! Overigens dunkt mij dat je de vraag hoe deze vereniging een expositie van dit niveau weet binnen te halen, kunt beantwoorden met een aforisme: de wereld hangt niet aan elkaar van kennis, maar van kennissen. Althans, ik heb het stellige vermoeden dat het zo is gegaan en daar is niets op tegen.

Kortom, gaan kijken, mensen! Ik houd me niet op met denigrerende gedachten, maar de combinatie Lunteren met Inuit kunst had ik in beginsel niet meteen op mijn netvlies staan. Onterecht, naar nu blijkt. Het museum daar gaat door ons nauwlettend worden gevolgd, voor de volgende exposities.

Ze kunnen het, daar in Lunteren.