Varkens in een bus

Cassilda (Avapxos)

Ze rolt met haar ogen en zucht. Met haar heksenvingers duwt ze haar bril hoger op haar neus en zucht vervolgens nog een keer. Nee, mijn busbuurvrouw heeft haar dag niet. Ik glimlach en kijk haar nog eens goed aan. Diep in haar ogen, tot mevrouw haar hoofd weg draait.

Stiekem denk ik dat ze het niet zo’n geweldige actie vond. Ik wilde graag naast haar zitten. Haar krullende rode haren kunnen ruiken en haar spannende WhatsApp-gesprekken kunnen meelezen. Lieve busbuurvrouw, ik wilde alleen maar vriendinnen worden! Gezellig onze wildste busverhalen met elkaar delen, totdat de tranen over onze wangen lopen. Tranen van het lachen, spierpijn van het gegiechel en de eerste busbende van het land beginnen. De Bus Angels!

Tijdens onze reis kruipt mevrouw steeds verder weg. Ik doe mijn best om contact te zoeken, maar ze wil niets van mij weten. Stiekem denk ik dat ik wel weet waarom. Ik ben het meisje dat haar brood heeft geplet. Het meisje dat in een volle bus besloot om op haar tas te gaan zitten.

Schandalig, maar waar. Ik kies niet voor een weg vol kuilen, drempels en stoplichten op mijn wiebelige benen. Ik kies voor een weg vol kuilen, drempels en stoplichten op mijn dikke achterste. Met of zonder boterham aan mijn kont geplakt. Ja, schandalig.

Het valt mij op dat we allemaal altijd weten wat manieren zijn. Je hoort ouderen en zwangeren te laten zitten in het openbaar vervoer. We hebben ervoor te zorgen dat oma haar nek niet breekt tijdens het instappen en helpen haar desnoods even met de bagage. Een echte heer of dame herinnert zelfs een leek waar hij of zij uit moet stappen. Ja, we weten het allemaal.

Toch bevind ik mij geregeld in een bus vol met schreeuwende kinders. Monsters die met hun vuile poten de zitplaatsen voor zich versieren met de bagger van straat. Terwijl de geur van een patatje speciaal de bus overheerst en een derde van de zitplaatsen voorzien is van een tas, zoeken oudjes tevergeefs een plekje. De bejaarden vinden een handbeugel in het gangpad en breken bij de komende drempels nog net hun heupen niet.

We weten beter, maar verdrinken liever in onze mobiel. We houden geen rekening met de mensen om ons heen. Busreizigers zijn net een stel varkens in een stal. We sluiten ons in het openbaar vervoer af als een stel autistische zombies voor alles om ons heen en vinden het vreemd als plots iemand boven op onze tas gaat zitten.

Ik bestudeer mijn busbuurvrouw met een sardonische glimlach. Iets jeukt tussen mijn bilspleet. Met een vriendelijk gezicht peuter ik het los van mijn achterste. Ah, ze had jam op haar brood. Ik kijk een keer de varkensstal in en pink het stukje brood weg. Wat een vreemde soort zijn we toch.