De Kreukeltjes gaan kamperen (2)

Jan (Bakoenin)

Hier lees je het vorige deel

De maan stond hoog aan de nachtelijke hemel en was bijna vol. Af en toe schoof een wolkje voorbij en bedekte de maan gedeeltelijk of geheel, maar over het algemeen was het onbewolkt. Er waren ondanks het licht van de maan nog aardig wat sterren te zien. Ook de strandweg was duidelijk te zien, maar de Melkweg niet. Die is al heel erg lang niet meer te zien in Nederland, ook niet als het nieuwe maan is. Het bungalowpark lag er vredig bij. Alles was rustig, ook op de camping waar de Kreukeltjes hooguit wat snurkgeluidjes produceerden. Maar die rust zou niet lang meer duren.

Plots werd de stilte verbroken door een enorm gekraak en een ijselijke kreet. 'Godverdegodverdegodverdegodver. Mijn rug!' Aloysius schrok wakker van de kreten van zijn vrouw en wilde snel opstaan, maar was vergeten dat hij in een tent op een stretcher lag en viel met stretcher en al op de rechterzij en zijn hand kwam onder de stang van de stretcher. Hij papegaaide dus Teutje na. 'Godverdegodverdegodver.' Het verschil was dat Teutje volledig door de oude stretcher was gegaan en nu op de grond lag en met haar kont klem zat tussen de stangen van de stretcher. Gelukkig had ze niet in de slaapzak gelegen omdat ze opvliegers had gehad, anders was het leed nog groter geweest. Toen Aloysius een beetje bekomen was van de schrik en wat minder pijn voelde, ging hij maar eens bij Teutje kijken. Zij lag in het andere slaapgedeelte van de binnentent. Ze zat behoorlijk klem, maar had zich gelukkig geen pijn gedaan. Ze kon echter niet opstaan met de stangen van die stretcher om haar kont. Aloysius had echter al snel de oplossing. Hij had de zeep gepakt en de jerrycan met water. 'Zo,' zei hij grinnikend, 'ik zal dit varkentje wel eens even wassen.' Na dit grapje zeepte hij de kont van Teutje in en gooide daarna wat water over haar heen. Hij wachtte even, ging wijdbeens boven Teutje staan en trok de stangen los van haar kont. Door de zeep gleden ze er redelijk gemakkelijk vanaf. Meteen daarna gilde Aloysius het uit van de pijn, want Teutje had hem in zijn ballen geknepen.
'Je gilt als een speenvarken, Aloysius', pakte ze Aloysius terug.

Teutje was nu dus wel bevrijd, maar ze had geen bed meer. 'Misschien kan ik wel bij de buurman in de caravan slapen', zei ze met een geil glimlachje om haar mond. 'Ja, die ziet je aankomen midden in de nacht.' Aloysius had het glimlachje heus wel gezien en herinnerde zich het strakke zwembroekje en het Tarzanfiguur. 'Je gaat maar lekker op de grond slapen. Met jouw figuur is het toch net of je op een luchtbed ligt.' Teutje wilde nog tegenstribbelen, maar ze wist dat er niet veel anders opzat. Ze keek op haar horloge. Het was half vijf. Het zou dus niet zo heel lang meer voor ze op zouden staan. De volgende dag dan maar een luchtbed kopen, want de stretcher was toch al niet lekker om op te liggen. Teutje nam dus maar het dekbed en ging daarop liggen. Het was niet erg koud en een jasje over haar nachthemd was dus warm genoeg. Gek genoeg was ze binnen vijf minuten onder zeil. Aloysius lag ook alweer te snurken, maar na een halfuur schrok hij weer met een ruk wakker omdat Teutje een enorme kreet slaakte. Hij stond nu wat rustiger op dan de vorige keer en ging kijken wat er nu weer aan de hand was. Teutje stond rechtop en wees naar de plek waar ze net had gelegen.
'Kijk dan, Aloysius. Er kwam iets omhoog tussen mijn benen', zei ze lijkbleek.
'Ik was het niet hoor, Teutje. Maar waarom schrok je dan zo? Dan heb je eindelijk weer eens iets dat tussen je benen omhoog komt en dan is het weer niet goed.' Aloysius was alweer klaarwakker. Hij inspecteerde het grondzeil en begon hard te lachen.
'Wat valt er te lachen?' vroeg zijn vrouw kwaad.
'Kijk dan, Teutje. Je had sjans met een mol. Die mol dacht zeker dat hij nog niet boven de grond was, maar hij zat gewoon bijna in een andere gang. Het is dat het zeil er tussen zat.'

Na alle ellende waren de Kreukeltjes maar gewoon heel vroeg opgestaan. Ze waren naar het strand gewandeld en hadden daar genoten van de stilte, die alleen werd verbroken door het ruisen van de zee en de wind. Na het ontbijt was Teutje met een volgend drama geconfronteerd. Ze hadden een tent en dus moesten ze ergens anders douchen en naar de wc. Iets dat Teutje niet gewend was. Teutje hield ervan om uitgebreid te toiletteren. Thuis nam ze altijd een romannetje mee en kon rustig een kwartiertje kakken. Nu zat ze echter net op de pot, of ze hoorde de deur van de wc naast haar opengaan. Iemand hijgde alsof ze door twee mannen tegelijk werd genomen, maar het kwam blijkbaar ergens anders door, want even later hoorde Teutje het geraas van dunne poep. Een waterval was het. Minutenlang leek het zo door te gaan. Af en toe werd er even iets afgeknepen en dan kwam er nog een korte scheet achteraan, maar dan raasde de brei dunne stront weer verder. Teutje werd er misselijk van. Gelukkig had ze haar ontbijt al op, want een boterham met pindakaas zou ze nu echt niet meer lusten.

Na Teutje's nachtmerrie op de wc waren ze eerst twee luchtbedden gaan kopen. Ook Aloysius had namelijk genoeg van zijn stretcher. De kou kwam er onderdoor, vond hij.
Nu wandelden onze tortelduifjes langs het strand, met de voeten in het water en de schoenen in de hand. Het was gelukkig prachtig weer. Er waren al aardig wat mensen op het strand, ook al was het nog geen middag. Ze sleepten met tassen vol spullen en zochten een stretcher en windscherm die een beetje in de buurt van het water stonden.
Toen ze zo een eindje hadden gelopen, begon Aloysius ineens te lachen terwijl hij naar de mensen op dat stuk strand keek. 'Moet je nu eens kijken, Teutje. De Zeeuwse vissers hoeven echt niet helemaal naar de Waddenzee voor de mosselen', grapte hij. Teutje keek ook naar de mensen op het strand en had snel door wat haar man bedoelde. 'Nou, dat moeten ze wel hoor, Aloysius, want de meeste van deze mosselen zijn dik over de datum. Ik dacht trouwens dat de paling bijna was uitgestorven, maar hier zie ik er toch nog heel wat.' Ze moesten beide hard lachen om hun grapjes. Blij dat het nu eens een keer niet over henzelf ging.

Toen ze op de camping kwamen zat Bert met een andere man op het terras voor zijn caravan. Hij wenkte de Kreukeltjes, stelde ze voor aan zijn vriend Hans en vroeg of ze samen met hen wat wilden drinken. Dat wilde vooral Teutje wel, want Hans was minstens zo lekker als Bert. Even later stonden er een koeler met Chablis en een fles Château Croux-Mouton op tafel. 'Willen jullie er iets te eten bij?' vroeg Bert. 'Ja, lekker', zei Teutje, 'Ik heb wel zin in een sandwich...ehm.... een toastje met kaas of zoiets.' Ze hoopte maar dat de Freudiaanse verspreking niet was opgevallen. Gelukkig zeiden de twee Tarzans niets.

De wijn vloeide lustig. De vrienden vroegen de Kreukeltjes of ze zin hadden om mee uit eten te gaan. In Kijkduin zat een goede Griek. De Kreukeltjes hadden toch al geen zin om te gaan koken. Het gasstel was nog niet aangesloten op de fles met butagas en dus gingen ze er met z'n viertjes op uit. Het werd een gezellige avond. Het eten was heerlijk en de ouzo vooraf, wijn tijdens de maaltijd en koffie met kumquat misten hun uitwerking niet. Het viel dus naderhand niet mee om de luchtbedden op te blazen. 'Jjje doed het vvverkeerd, Aloyiziuzzz, hij loopt wwweer leeg. Jjjij kannn nnou eennnmaall niet goedd meddun ppiemeltje ennunn gaatjuh omgaannn.' Teutje was niet echt helder meer, maar een grapje ging nog wel. Toen alles was gelukt, vielen onze vrienden snel in slaap. Tegen de ochtend werd Aloysius wakker, omdat hij zeer nodig moest plassen. Toen hij terugkwam van de struik achter de tent, keek hij even bij Teutjes slaapafdeling naar binnen, want hij hoorde haar niet snurken. Hij kreeg meteen de schrik van zijn leven. Er was niemand aanwezig. Waar was Teutje?