Tot over zijn oren

Neuskleuter

Mannen, houd maar op met lezen. Dit portie sentiment gaat alleen maar over mannen. Of liever gezegd, één man. Mijn man. Dat kan ik jullie eerlijk waar niet aandoen. En zeg straks niet dat ik je niet gewaarschuwd heb.

Bam. Verliefd. Eerst op je humor, toen op je hoofd, je stem en die houding van een trotse man die de hele wereld aan kan. En lullen dat je toen al kon! Ik weet werkelijk niet meer waar onze eerste gesprekken over gingen. Zal wel allemaal geouwehoer zijn geweest, ons kennende. Maar dat we allebei iets paars droegen en samen op een paarse bank zaten, dat weet ik nog wel. En ons eerste bezoek aan de juwelier zal ik ook nooit meer vergeten. Ik schrok me dood. Op de eerste date naar een juwelier, wie verzint zoiets? Nou, hij dus. Om een sigaretje te bietsen van een bekende, want hij was net gestopt met roken.

Het is gek dat er wel duizenden momenten zijn om steeds een beetje meer verliefd te worden. Die momenten dat je moe tegen elkaar aan ligt. Dat vreselijke afscheid bij de trein wat ineens luchtig werd, omdat er een knoopje sprong en tussen de rails viel en we geen van beiden wisten van wie dat knoopje nou eigenlijk was en waar het hoorde te zitten. Je vroege voorstel om je ouders te ontmoeten, omdat je al zo snel wist dat het goed zat. De eerste keer naast je wakker worden en zien wat de nacht met je springerige haar had gedaan.

Na die eerste periode kwamen er ineens heel andere momenten bij om verliefd van te worden. Kijken hoe jij je redt tussen al mijn gekke familieleden, zoals mijn opa met zijn Duitse moppen, mijn vader die alleen maar over techniek praat zonder Nederlandse ondertiteling, mijn moeder die je op de proef stelde met haar humor. En terwijl ik wist dat het je net zo veel interesseerde als de productie van koffiefilters, bleef je charmant, grappig en gaf je iedereen de kans om je te leren kennen en in zijn hart te sluiten.

Ook toen het helemaal misging stond je als eerste klaar. Bij het plots overlijden van mijn moeder was je er. Je had geen idee hoe je met je jankende vriendin om moest gaan en hoopte alleen maar dat je wist hoe je die kraan uit kon draaien, maar je was er toch. Behalve bij de condoleance, toen iedereen je verwarde met een ander familielid en het te genânt werd om te blijven staan. Maar je was er wel weer toen iedereen ons in de hectiek was vergeten en wij als laatste op het parkeerterrein van het crematorium overbleven. Zonder auto. Zonder rijbewijs. Maar met een grijns, want wij stonden er nog.

Ook later bleef ik me maar over je verbazen. We vieren onze successen, praten elkaar overal weer bovenop. Maar meer nog dan dat houd ik van de gekke dingen. Het gekke haartje op je oor. De desinteresse in de gaten in je sokken. Je volhardendheid om een mug uit de kamer te jagen, ook al is het half twee ’s nachts. Dat je een valse nicht wordt als je ziek bent, Abba luistert en roept dat ik een dikke reet krijg in die broek, omdat je eigenlijk alleen maar zeker wilt weten dat ik bij je blijf. En die duizenden keren dat je me plaagt en ik geen enkel weerwoord heb, waardoor ik alleen maar harder en harder om je moet lachen.

En altijd blijf je me verrassen. Is het niet om me te plagen, dan is het wel door wie je bent: slim, grappig en absoluut gestoord. Ook tijdens de laatste voetbalwedstrijd Nederland-Mexico. Vol weemoed riep je dat je nooit meer voetbal zou kijken als Nederland dit zou verliezen. En wat sprongen we op, omhelsden we elkaar bij de 1-1. En we juichten en dansten bij de 2-1. We wisten meteen dat dit een van die momenten was die we nooit meer zouden vergeten. Hij vanwege de voetbal, ik vanwege hem. Bam.