Syriėrs zijn geen huisdieren

Bert (superworm)

Ooit een hamster gehad? Werd u ook vertederd door al die archetypische hamsterbezigheden als graven, eten in wangzakken doen, kilometers op het radje rennen? Schattig in onze ogen, wellicht – door die van een hamster bezien is het natuurlijk gedrag. Hamsters zijn, hoewel makkelijk handtam, namelijk veel wilder dan u ooit vermoedde.  

1930, Universiteit van Jeruzalem. Op verzoek van zijn collega Saul Adler, een parasitoloog die onderzoek deed naar de zandmugziekte, gaat zoöloog Israel Aharoni op zoek naar een makkelijk te fokken vervanging voor de tot dan in onderzoeken gebruikte Chinese (dwerg)hamsters. Laatstgenoemde dieren waren genetisch zwak, kregen bijzonder vaak diabetes en hadden andere mankementen die heldere, eenduidig interpreteerbare onderzoeksresultaten slecht mogelijk maakten.

Bijna honderd jaar eerder werd in buurland Syrië een hamstersoort beschreven die sindsdien niet meer was gezien. Men vermoedde zelfs dat het naar de kleur van de vacht vernoemde beestje, cricetus auratus ofwel 'goudhamster', weleens uitgestorven zou kunnen zijn. Toch vond Aharoni die ene wetenschappelijke omschrijving uit 1839, gedaan door de Brit Waterhouse, veelbelovend genoeg om naar het land der oosterburen af te reizen. Met een lokale gids reisde hij het binnenland in en vond, u raadt het al, al snel een Syrische hamster, en wel een vrouwtje dat zojuist bevallen was van elf kleintjes.

Het vrouwtje en haar nest werden meegenomen naar Jeruzalem, maar helaas stierf ze onderweg aan de gevolgen van bij hamsters veelvoorkomend kannibalisme. Ook zeven van de elf zuigelingen legden het loodje of verdwenen: een aantal hamsters ontsnapten door een gat in de bodem van de kooi. Met nog vier broertjes en zusjes over begon men een fokprogramma dat sindsdien nooit meer is gestopt. De beestjes bleken -indien ze maar apart gehouden werden- vriendelijk, simpel te fokken en goed te gebruiken in wetenschappelijk onderzoek.

Al in 1931 werden de eerste nakomelingen van de vier broertjes en zusjes naar het Verenigd Koninkrijk gestuurd. Een jaar later werden er nog twee paartjes aan de Zoological Society of London geschonken, waar ze als konijnen werden gefokt. Vanaf 1937 kwamen er exemplaren in handen van private fokkers, waarna in de jaren veertig goudhamsters voor 't eerst als huisdier werden gehouden. Totdat eind jaren 90 bleek dat alle goudhamsters in woonkamers en laboratoria wereldwijd afstammen van dat ene vrouwtje uit Syrië.

Helaas zijn daardoor de voordelen van goudhamsters t.o.v. dwerghamsters, namelijk over het algemeen gezonder zijn en met minder erfelijk overdraagbare ziektes, enigszins weggevallen. Dat komt door inteelt, hetgeen te verwachten valt. Niet alleen stammen alle hamsters van één wijfje af, ook worden de beestjes in de wetenschap expres in inteeltijnen gefokt, zodat ze genetisch vrijwel niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Al met al zorgde zeventig jaar inteelt ervoor dat de hamsters vaak hartspierziektes, beroerten en andere kwalen kregen waardoor ze vroegtijdig stierven.

Eind jaren '90 probeerde men dit euvel te verhelpen door opnieuw naar Syrië af te reizen en daar in totaal negentien nieuwe hamsters te vangen. Die worden inmiddels ook alweer bijna vijftien jaar gebruikt om vers bloed in de wereldwijde hamsterpopulatie te krijgen. Toch is de kans dat de hamster in uw huis of werkplek een directe afstammeling is van één incestueus hamsterpaartje uit de tijd van onze grootouders, nog steeds levensgroot.

Hamsters kunnen al na twee maanden werpen en worden maximaal twee tot drie jaar oud. Zo zijn er sinds hun oermoeder en nu ten minste 27, maximaal 500 generaties hamsters geweest. Het lijkt heel wat, maar de relatief korte tijdspanne zorgt ervoor dat de beestjes heel dichtbij de 'wilde' roots van 83 jaar geleden zijn gebleven. Daarmee blijken al die schattige hamsterzaken stuk voor stuk eenduidig te verklaren: wild gedrag.

Ongeacht de kooi waarin hij verblijft zal het beestje op meerdere plekken hamsteren. Hoewel het er vanuit moet kunnen gaan dat het baasje heus wel altijd zal zorgen dat het beestje gevoederd wordt, overwint het instinct. Ook wanneer uw schatje zo leuk de snoepjes en nootjes in de wangzakken propt, is dat natuur: zeker buiten de kooi zal het beest zich niet op z'n gemak voelen en wordt eten 'gepoucht' in plaats van opgegeten. Soms zal een hamster zelfs al het eten in z'n wangzakken plots uitspugen en daarna wegrennen: het idee is dat u (in de hamsters ogen een roofdier) geïnteresseerder zult zijn in de plotselinge berg voedsel dan in het opeten van de hamster.

Heel stil zitten, nog zoiets. In het wild doen de beestjes dat in de hoop dat overvliegende roofvogels ze zo niet zullen opmerken. Ook in gevangenschap zitten hamsters, indien ze onzeker van hun omgeving zijn, nog dikwijls minutenlang doodstil – soms zó stil dat ze opgepakt, geaaid, bij wijze van spreken aan de snorharen getrokken kunnen worden zonder dat ze ook maar een millimeter bewegen. Enigszins bizar, in kinderogen lief of tam gedrag, simpelweg veroorzaakt door het nog springlevende overlevingsmechanisme in het hamster-DNA.

In het wild graven hamsters (individueel) holen van één tot twee meter diep en rennen ze vijf tot tien kilometer per dag op zoek naar voedsel. Een hamsterwiel sluit hier goed op aan. Het geinige is dat de hamster niet begrijpt dat ze door op het wiel te lopen op dezelfde plek blijft. Het beestje zal na een tijdje rennen altijd even stoppen en om zich heen kijken om elke minuut opnieuw te constateren dat 't nog steeds in dezelfde kooi zit.

Spijlen bijten, kooiknagen, het ligt allemaal in het verlengde van de hamsterbehoefte om te ontsnappen; één groot vluchtmechanisme. En zichzelf uitvoerig wassen, vaak nadat het beestje is opgepakt door de eigenaar? Opnieuw in onze ogen lief, in hamsterogen noodzakelijk. Omdat een hamster bijzonder kortzichtig (10-20 cm maximaal) is en ook nog eens kleurenblind, vertrouwt het vooral op geur, snorharen en gehoor.

Om te weten of ze ergens al eerder zijn geweest verspreiden ze hun geur via blaasjes op de heupen (vrouwtjes) of zijkant van de buik (mannetjes) overal waar ze gaan. Omgekeerd willen ze niets te maken hebben met uw geur, al bent u nog zo vriendelijk voor het beestje. Het gemoedelijk wassen is dus maar één ding: zichzelf weer ondersmeren met de eigen geur en zo spoedig mogelijk de uwe van zich af krijgen.

Hamsters hebben vrijwel geen verdedigingsmogelijkheden tegen roofdieren en zijn een smakelijk en makkelijk te vangen hapje. Daardoor zijn ze in de natuur vooral veilig diep onder de grond te vinden. Ook in gevangenschap zal een hamster die een bak van 40 tot 80 cm diep zaagsel krijgt, daarin een hele burcht graven en de tijd die het nog bovengronds is en/of in het radje loopt halveren.
Gevolg is dat je ze nooit ziet en ze niet erg tam worden, dus geven we ze al decennia hooguit tien of twintig centimeter bedding en genieten we van het radlopen. Dat dat tegennatuurlijk is en fight-or-flight-mechanismes triggert, soit.

Handzaam, vriendelijk, schoon op zichzelf, schattig uiterlijk – ook nu broer en ik opnieuw een hamstertje hebben aangeschaft is het erg leuk om haar bezig te zien. Toch zullen we nooit meer tegen hamsters aankijken zoals kinderen (en ongeïnteresseerde volwassenen) dat doen: alles wat het beestje uithaalt is één groot verlengde van die wilde genen die pas sinds 1930 worden overgedragen.

Met de échte Syrische hamsters gaat het overigens helaas niet zo goed: door boeren gezien als plaag en van nature timide te midden van de huidige oorlogstaferelen is de populatie zoals de beestjes zelf, klein en kwetsbaar – goudhamsters staan op de IUCN-lijst van bedreigde diersoorten.