De mobiele Hulpsinterklazenrij

Neuskleuter

Voorgaande jaren wist ik de rijen bij de kassa’s rond de feestdagen vaak te omzeilen, maar als fulltime werker viel het dit keer tegen. Daardoor bevond ik mij afgelopen zaterdag in de ellenlange lijn van een pas geopende voordeelwinkel in Leeuwarden. Dat had natuurlijk niet gehoeven als mijn tijdsindeling anders was geweest: als ik bijvoorbeeld een week eerder inkopen had gedaan. Of als ik bij één webshop alle artikelen had kunnen vinden, zodat ik als krenterige Hollander maar eenmaal de verzendkosten hoefde te betalen (of beter nog: helemaal geen verzendkosten door net een euro over het minimum te gaan voor een gratis verzending). Maar helaas: nu stond ik dan toch in de Hulpsinterklazenrij. Net als al die honderden andere mensen met fulltimebanen en een slechte inkooptiming.

Het gekke is dat ik de lange rij bij binnenkomst wel heb gezien, maar niet bewust heb geregistreerd. Mijn gedachten waren bij de cadeaus die ik wilde vinden; iets voor hem, iets voor haar, en alles moest precies binnen het afgesproken budget vallen. Als een gek liep ik door de winkel. In mijn broekzak zat een briefje. De voorzijde bevatte een lijstje met vooraf bedachte suggesties, op de achterzijde een lijstje met de namen van mijn vrienden, met ruimte voor de cadeaus en de bijbehorende bedragen. Ik was op alles voorbereid.

In de winkel was het een gekkenhuis. Voor de make-upschappen stond een rij giebelende meisjes met hun nog harder giechelende moeders, voor de juten zakken stond een rij mannen met schouders die nog vele tassen zouden dragen. Soms moest ik driemaal terugkomen voor ik tussen de artikelen kon snuffelen die geschikt zouden zijn voor mijn vrienden, maar er zaten wel geschikte cadeaus tussen. Het hamstertje in mij werd wakker. Zoeken, vinden, verzamelen. Zoeken, vinden, afwegen, verzamelen.

Terwijl ik nog in mijn jagers- en verzamelaarsmodus zat, stuitte ik plotseling op een rij. Al snuffelend besloot ik het rechtergangpad te nemen: het rook lekkerder dan de linkerzijde. Misschien waren het de badschuimpjes waardoor ik in een soort roes kwam: de hamster in mij wilde de verzamelde goederen niet laten gaan. Ook niet als ik tien minuten in de rij moest staan. Of vijftien. Of twintig. Echt, de wachtrijen op een zomerse zaterdag in Walibi waren er niets bij. Waar ik ook keek, overal stonden de mensen met hun handen vol artikelen. En niemand keek op naar de plek waar de kassameisjes zouden kunnen zitten, niemand legde al zijn spullen opzij om het op te geven en razend naar voren te stormen.

Zelden zie ik zo veel vastberaden mensen bij elkaar. Drie rijen dik, van jong tot oud. De kinderen klaagden niet en waren niet vervelend. De ouderen knikten naar elkaar. De vaders lieten hun schouders hangen. De jongeren pakten hun telefoon. Ook ik checkte mentaal uit: ik klaagde via WhatsApp en Facebook met mijn lotgenoten, die een paar honderd meter verderop in een andere rij mijn smart deelden. Of vrienden die mij uitlachten omdat zij hun aankopen al via een webshop hadden gedaan. Maar mijn emotie was tijdelijk uitgeschakeld: het deed me niets meer.

Bij de kassa was het hardwerkende meisje vriendelijk. Ik kwam ineens weer tot leven, maakte kort een praatje in de tijd die zij voor mijn spulletjes nodig had, zonder haar op te houden. Ik voelde me ineens triomfantelijk, zo voor in die rij. Ik was aan de beurt! Ik kreeg ineens het onweerstaanbare gevoel om mijn tong uit te steken en mijn hand met uitgespreide vingers op mijn neus te plaatsen. Ik draaide mij om naar de lange rij en begon mijn actie. Maar niemand keek. Helemaal niemand maakte oogcontact. Ik voelde mij zelden zo teleurgesteld, daar vooraan in die rij.