Sperweruil

Frank (drulovic)

Het aantal doden op de Filipijnen neemt astronomische vormen aan, gijzelaars worden vrijgelaten, supermarkten storten in, veerponten zinken, Ajax wint van Barcelona, maar het echte nieuws van deze week werd natuurlijk gevormd door een vogel van pak hem beet 40 centimeter lengte.

Opeens was ‘ie daar, in de avondschemering. Nijpende muizenschaarste leidde hem vanuit Noord-Scandinavische bossen of Russische toendra’s naar warmere oorden. En dus streek hij doodgemoedereerd neer op een Zwolse lantaarnpaal, wachtend op een glimp van een onfortuinlijk knaagdier. Ongewis van de ongekende commotie die hij veroorzaakte. Nederland trilde op zijn grondvesten.

Het kan je onmogelijk ontgaan zijn. De media stonden bol van de sperweruil. Hartverwarmend vond ik de vogelaars die bij DWDD lyrisch vertelden over hun grenzeloze adoratie. Uit alle windstreken togen zij met meterslange lenzen naar Zwolle om een glimp op te vangen van hun prooi. Als een kind zo blij toonde een volwassen man de foto die hij had gemaakt van een schim, die in de verte iets weg had van een vogel. Hoogstwaarschijnlijk hangt hij inmiddels al lang en breed boven zijn bed. Anderen hadden geen beeldmateriaal nodig. Zij genoten simpelweg van het unieke moment en borgen dat veilig op in hun geheugen. De geluksvogels. ‘Nou lieve kleinkinderen, oma was er nog bij toen in 2013 een sperweruil in Nederland neerstreek’.

In een tijd waarin alles sneller, luxer en revolutionair moet zijn, waarin levensvreugde afhangt van het aantal cijfers op de bankrekening en de hoeveelheid gadgets in de hand, waarin men uren voor de winkel ligt om als eerste de nieuwe Playstation te bemachtigen, is het toch prachtig om te zien dat mensen nog gelukkig kunnen worden van een klein wonder der natuur?

Het komt een enkele keer vaker voor dat één enkel dier ons land volledig in de ban krijgt. Zo was daar enkele jaren geleden de beruchte poema. Een aantal vage foto’s overtuigden iedereen ervan dat de Veluwe werd bewoond door een bloeddorstig roofdier. Met groot materieel werd er dag en nacht gespeurd naar het beest, dat zich angstvallig in de bossen zou verschuilen. Toen weken later nog geen spoor te zien was van het Monster van de Veluwe, sijpelde zo langzamerhand het besef door dat de poema het Nederlandse equivalent was van de Yeti. Twee maanden later werd het lijdend voorwerp alsnog aangetroffen. Een uit de kluiten gewassen kat. 

Van recentere datum is de inmiddels befaamde wolf in Luttelgeest. Het dier was evenals vele menselijke geestverwanten uit Oost-Europa komen sluipen, om zijn geluk in Nederland te beproeven. Maar daarvan kwam weinig terecht. Zijn droom werd in de kiem gesmoord op een landweg in de Flevopolder. Tienduizenden euro’s werd er gespendeerd aan onderzoek naar de afgelegde route en het verspreidingsgebied van zijn soortgenoten, voordat men erachter kwam dat zich kogelresten in het dier bevonden. Toen het DNA van de verorberde bever overeenkwam met de Poolse tak van de familie, wist men het zeker: we waren voor de gek gehouden. Ik vond het eigenlijk best een goede grap. Jammer dat ik hem niet verzonnen had.

Maar nu ik de liefde voor ’s lands nieuwste knuffeldier met eigen ogen heb mogen aanschouwen, kan ik het echt niet over mijn hart verkrijgen om te vertellen dat mijn volière per ongeluk niet goed was afgesloten. Dus dat doe ik niet. Lang leve de sperweruil.