Ondergeschoven kindje

Bert (superworm)

Op scholen wordt één heel belangrijk deel van de geschiedenis nauwelijks aangestipt: de afgelopen twee generaties. Het zal te recent zijn om er objectief op terug te kunnen blikken, of men legt een arbitraire scheidslijn rond 1950 met 'nu' erna en 'toen' ervóór. Tot WO2 of het uiteenvallen van de Nederlandse kolonieën word je goed op de hoogte gebracht van Soekarno tot Göring. Een goede geschiedenisleraar zal zelf wellicht nog een summier boekje opendoen over de Koude Oorlog. Verder blijft het echter stil. 

Een ander onderbelicht onderwerp waar elk mens op de planeet dagelijks mee te maken krijgt, maar waar praktisch niemand iets zinnigs over te zeggen heeft, is architectuur. Bij het vak Klassieke Culturele Vorming kreeg ik weliswaar alle stijlen uitgelegd, maar dat stopte ergens in de negentiende eeuw met het neoclassicisme (denk aan Unter den Linden in Berlijn). Geen enkele van de schilder- en bouwstijlen in de Twintigste Eeuw werd behandeld. Van Dada tot Art Deco, van De Stijl tot de Internationale Stijl kende ik hooguit de namen.

“Wij vormen gebouwen, daarna vormen gebouwen ons” 
Je bewust worden van de architectuur om je heen kan geen kwaad. Winston Churchill zei ooit treffend: “Wij geven vorm aan onze gebouwen, en daarna geven onze gebouwen vorm aan ons.” Op diezelfde gedachtegang voortbordurend kun je stellen dat als je nooit een flauw benul hebt gehad waarom een gebouw in godsnaam gebouwd is zoals 't is gebouwd, je er ook weinig binding mee zult kunnen krijgen.

De afgelopen tijd las ik me af en toe in in architecten, bouwstijlen en grote bouwprojecten wereldwijd. Daarbij valt het op dat welke stijl ook, zelfs de meest prachtige, na een tijdje in onmin geraakt en pas lang daarna opnieuw wordt gewaardeerd. In die periode van een jaar of vijftig tot honderd is de kans bijzonder groot dat nieuwe bouwinzichten (of gretige stadsplanners en bouwboeren) gebouwen tegen de vlakte doen gaan vóór men beseft hoe belangrijk die gebouwen eigenlijk waren. Decennia later kijken we dan naar de kolos die er nu staat en mijmeren we dat 'het gebouw van ervóór toch een stuk mooier was.'

Brute afbraak vóór, daarna ván brutaal brutalisme
Hoog-Catharijne in Utrecht is een goed voorbeeld – een halve arbeiderswijk en een prachtige concertzaal werden ervoor afgebroken. Het complex wordt momenteel gerevamped tot een naar huidige standaarden 'mooi' uiterlijk. Dat betekent veel glas, veel licht en veel/meer groen. Tegelijkertijd is Hoog-Catharijne een verlengstuk van hetzelfde argument: over nog eens een halve eeuw zullen we ongetwijfeld anders aankijken tegen het Brutalisme van de jaren vijftig tot zeventig. Ik durf zelfs te beweren dat we ooit spíjt gaan hebben van de afbraak van de betonbouw uit dat tijdperk. Toch was de bouwstijl van het winkelcentrum al achterhaald en werd ze gehaat, nog vóór het complex überhaupt afgebouwd was. Al in de vroege jaren zeventig gingen stemmen op ten faveure van de ogenblikkelijke afbraak ervan.

Die afbraak is overal te vinden en is soms de enige manier om een wijk weer leefbaar te krijgen – zie de vernieuwingen in de Bijlmer. Brutalisme vinden we ook in Nederland nog werkelijk overal, vooral omdat het zo'n beetje de goedkoopste bouwstijl is die mogelijk is. De naam komt van het Franse béton brut, ofwel onafgewerkt beton. De architect die de stijl verzon (en daarmee in z'n eentje een halve eeuw bouwen inluidde) heette Le Corbusier, en hij was erg ongelukkig met de onvriendelijk klinkende naam die door anderen aan zijn stijl werd gegeven. Brutalisme klínkt al niet vriendelijk, om het nog niet te hebben over de negatieve associaties die ná het bouwen van al die megaprojecten vrij direct ontstonden – armoede, leegte, criminaliteit, verpaupering, verval, eenzaamheid, onveiligheid, noem maar op.

Brutalisme: gestoeld op twee generaties totale vernieuwing
Om uit te kunnen leggen waarom Brutalisme (grijze, grove, hoge betonbouw) de slechte naam niet verdient en waarom minstens even vaak gemeentes, projectontwikkelaars en stadsplanners de schuld zouden moeten krijgen die nu doorgaans voor de voeten van de architect wordt geworpen, moeten we echter nog een stukje verder terug in de tijd.

Daarom zal ik de komende tijd kort de architecturele geschiedenis van zeg 1920 tot 1980 uit de doeken doen aan de hand van de belangrijkste stijlen, stromingen, architecten en bouwprojecten. Daarbij zal ik elke keer een Pinterest-mapje maken waar u in één oogopslag kunt zien wat er met een term bedoeld wordt – uitleggen duurt vaak langer dan iets zien en denken 'ah, iets soortgelijks staat hier om de hoek.'

Art Deco: het laatste oude of het eerste nieuwe
Honderden foto's van de stijl zijn hier te vinden; (de ronde gebouwen zonder versierselen, meestal van na 1930, zijn een latere versie van de stijl; daarover zullen we het volgende week hebben.)  

Ik begin bij Art Deco omdat het door architecten wordt genoemd als de laatste 'oude' stroming in bouwen en tegelijkertijd als de eerste 'nieuwerwetse' stroming. Er valt wat voor beide argumenten te zeggen. Art Deco beleefde haar hoogtepunt tussen 1920 en 1940. het begin van die tijd werd gekenmerkt door de Roaring Twenties, een periode van onzekere maar grote economische groei en sociale vernieuwing. Radio, televisie, vliegtuigen, bolsjewieken, wereldoorlogen, het waren decennia van grote veranderingen.

Art Deco laat die verandering zien binnen de klassieke bouwvoorwaarden die al eeuwen werden gehanteerd. Eeuwenlang zetten we gebouwen neer met een aantal structurele basisprincipes (voor zover het geld het toeliet):

-Buitenmuren zijn draagmuren: ze geven steun aan het gebouw en het dak
-De buitenkant wordt opgesmukt met tierelantijntjes, timpanen, beelden en wat niet al
-Klassieke standaarden zijn het summum: symmetrie is belangrijk, emulatie van oude bouwstijlen gewenst
-Het uiterlijk van een gebouw is, kortom, wellicht nog wel belangrijker dan de functie ervan

De meeste Art Deco-gebouwen voldoen aan de voorwaarden hierboven. Architecten noemen de stijl daarom dus 'de laatste van de oude stijlen': veel nadruk op uiterlijk, meestal is er symmetrie, overal versieringen tot in de kleinste en duurste details. In 1929 veranderde dat alles toen de Beurskrach plaatsvond en er plotseling voor al die dure details geen geld meer was. Art Deco werd vrijwel direct aangepast, versoberd, van opsmuk ontdaan en aangepast aan voor die tijd moderne inzichten, namelijk die van Bauhaus:

Bauhaus: een nieuw tijdperk vangt aan  
-Door intern de last te verdelen hebben buitenmuren geen draagfunctie meer: muren van glas of welk ander materiaal ook zijn daarmee plotseling mogelijk
-Opsmuk en tierelantijntjes zijn passé
-Vorm volgt functie: het uiterlijk van een gebouw volgt uit de functie ervan. Niet langer is het vanzelfsprekend dat alle gebouwen eruitzien alsof er een koning in woont

De volgende fase in de architectuur heeft de grondprincipes die hierboven zijn beschreven en is een aparte column meer dan waard. We gaan daarom de komende week in op twee stijlen: de voorloper van de glazen wolkenkrabbers die we heden ten dage overal zien, Bauhaus, en de versoberde versie van Art Deco, Streamline Moderne, dat op haar beurt uitwerkingen zou hebben die tot in de cultfilm Pulp Fiction te zien zijn.

De verschillende Nederlandse subdivisies die zijn ontstaan dankzij architecten als Berlage komen apart ook nog een keer aan bod.