Zomergasten: Johan Simons

RedactieColumns

Diverse FOK!-columnisten kijken op maandagavond terug op het seizoen 2013 van Zomergasten. Deze week een gastoptreden van Margot van Dijk die de uitzending met Johan Simons bekeek. Margot van Dijk  (1990) studeert Theaterwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Daarnaast is ze bijna drie jaar redacteur geweest van Tijdschrift BLIK en heeft ze een blog waar al bijna twee jaar niets meer op is verschenen.

De fragmenten waren legendarisch, het interview een echt gesprek en de gast één van de meest interessante hedendaagse kunstenaars die Nederland heeft voortgebracht. Johan Simons was gisteren Wilfried de Jongs Zomergast en het was een krachtige, prachtige aflevering. In het gesprek zijn drie dingen voorbijgekomen waar ik graag de aandacht op zou willen vestigen. Ten eerste: de theatraliteit van stilte. Ten tweede: wat waarheid te maken heeft met kunst en theater. En ten derde: hoe dit alles samenkwam in de traan van Simons.

In een korte introductie vertelde Johan Simons dat een regisseur altijd eerst bepaalt wat hij wil zeggen met zijn regie en hoe hij dat wil doen met zijn theaterstuk. In het daaropvolgende gesprek met Wilfried de Jong laat Simons zien hoe je de aandacht van je toeschouwer kan sturen. Hij begint namelijk met twee fragmenten die, althans voor mij, de basis legden voor hoe je verder naar het gesprek keek. Het eerste fragment was er één van Toon Hermans, waarin hij met zijn fameuze stilte het publiek weet mee te krijgen in een heuse lachlawine. Het tweede fragment was van een uitermate zeldzaam soort: de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee die zich liet interviewen. De stiltes in dit fragment spraken boekdelen, net als de spanning tussen de interviewer en de geïnterviewde. Uitermate terecht merkte De Jong daarna dan ook op: “Ik hoop dat ik nu geen heel domme vragen ga stellen.” De regisseur had zijn werk gedaan: vanaf nu zouden ons als kijkers de kracht van stilte(s) in het gesprek opvallen, en waren zowel de interviewer, geïnterviewde en de kijker zich bewust van de kunstmatigheid van de interviewsituatie. Twee goedgekozen fragmenten structureerden de rest van onze kijkervaring.

Naar aanleiding van een uitermate interessant en krachtig fragment uit een Russische film over twee oude plattelandsbewoners, kwamen Simons en De Jong te spreken over kunst. Simons’ commentaar op het fragment was namelijk geweest: “Dit is echt kunst”, terwijl De Jong het juist zo ongekunsteld over vond komen. Simons vertelde daarop een anekdote over een voorstelling die hij ooit had gemaakt in de kas van een boer (Koest met zijn theatergezelschap Hollandia). Hij had toen aan zijn publiek, de Amsterdamse kunstelite, gevraagd welk deel van de voorstelling ze het mooist hadden gevonden. “Het deel tegen het eind, met het kunstgebit”, was het eenduidige antwoord, “want dat was echt kunst”. Toen Simons dezelfde vraag aan de boer stelde, zei hij “Het deel tegen het eind, met het kunstgebit, want dat was het leven, dat was echt.”

Voor degenen die zich niet op een regelmatige basis met theater bezighouden, wat voor het leeuwendeel van iedereen zal gelden, klinkt het vaak vreemd dat theater en echtheid hand in hand kunnen gaan. Wat heeft kunst met het leven te maken? Hoe houdt theater verband met waarheid? Toch is dat wat Simons nastreeft in zijn werk en wat hij met deze anekdote duidelijk probeerde te maken. Het moment waarop theater het leven zichtbaar maakt zoals men het nog nooit eerder heeft gezien, het moment waarop de echtheid van het leven wordt uitvergroot doordat er kunst van is gemaakt, dat is het moment waar Johan Simons naar op zoek is in zijn theater. Hij noemt het de Waarheid, met een hoofdletter W, als ik hem goed heb verstaan.

Deze drie aspecten – stilte, leven/waarheid en kunst/theater – kwamen allemaal samen in een kwetsbaar en tegelijkertijd (of juist daardoor) krachtig moment in het gesprek. Het was het moment dat Simons en De Jong kwamen te spreken over acteur Jeroen Willems. Willems en Simons hebben veel en intens samengewerkt; Willems is eerder dit jaar plotseling en veel te vroeg overleden. Na het (laten) zien van een fragment waarin Jeroen Willems een prachtrol speelde, gevolgd door een ander fragment waarin hij een aangrijpend lied zong, zat Simons doodstil tegenover De Jong. Zijn ogen waren gericht op de tafel. Hij had zijn armen beschermend over elkaar geslagen en een traan op zijn wang. Zijn blik was open en gesloten tegelijk, zijn pijn en verdriet zichtbaar voor iedereen, zonder dat hij zich er volledig aan overgaf. Het was een theatermaker die huilde om een collega. Het was rauwe herinnering en zoete rouw. Het was een vader die huilde om een zoon. Het was een prachtig verstild theatraal moment.

Helaas was het voor Wilfried de Jong, als de aangewezen gespreksleider, te ongemakkelijk om de beladen stilte wat langer te laten duren. Er moest wat gezegd worden, en dus werd er van onderwerp veranderd. Het moment was voorbij. Maar in dat ogenblik was Zomergasten even kunst geweest, had het even de echtheid van het leven laten zien. Alles vervat in de theatraliteit van de stilte en de traan.