Dodelijke date 22

Dick (Bornfree)

Ik had de verdikking in zijn kruis al gezien. Dit was niet alleen van nu. Jochem was een uitzonderlijk lelijke, kleine en wat dikkige man. Hij was al vroeg kaal. Hij leek op Danny DeVito; klein maar bijzonder krachtig. Hij bezat ook de babbels van DeVito. DeVito is 1 meter 52, Jochem schatte ik 1 meter 60. Een kleine, enge man in mijn ogen. Neuken met hem zou op vrijwillige basis totaal uitgesloten zijn. Ik wist dat hij zich al in een veel vroeger stadium tot mij aangetrokken voelde. Merel was ook geen schoonheid en at ook te veel. Maar zij bezat geestkracht en daar vielen veel mannen voor. Jochem was altijd al een gluiperd geweest, een onderkruipsel dat op school altijd gepest werd.

Na drie flessen dure wijn en een hoop stom gelul van zijn kant, waar ik alleen maar een beetje schaapachtig om lachte, ging hij tot actie over. Hij pakte mijn linkerpols, draaide er hard aan en manoeuvreerde mij voorover de rugleuning van een lage bank op. Er stonden nog twee banken in de grote ruimte, maar die gebruikte hij niet. Dat kon ook niet, gezien wat hij van plan was met mij. Het jurkje stroopte op van achteren, het zal voor hem een fantastisch uitzicht zijn geweest. Ik hoorde zijn bijna dierlijke ademhaling en het geklooi aan zijn riem die hij met één hand probeerde los te maken. De sukkel bezat deze handigheid niet. Hij bleef mij met zijn rechterhand op mijn rug controleren.
‘Doe het even goed, Jochem, ik loop niet weg.’ 
Ik voelde mij draaierig van de wijn en eigenlijk wel goed. Ik verwachtte niet veel maar dat viel tegen toen ik hem naar binnen voelde gaan. Er leek geen eind aan te komen, totdat het zeer begon te doen. Ik kneep mijn billen iets samen, zodat zijn lengte in mij wat minder werd. Maar hij begon wild te stoten en maakte daarbij idiote geluiden. Ik had moeite mijn lach in te houden en mijn billen samengeknepen te houden. Hij kwam snel klaar en ik voelde mij schuldig omdat het wel prettig voelde. Maar ik had er snel schijt aan; schijt aan mijn schuld. Ik kon immers geen kant op. Beter zo dan een keihard verzet en daarna de pijn voelen zowel geestelijk als lichamelijk.

Hij liep naar zijn grote bar midden in de huiskamer. Ik schatte de kamer meer dan honderd vierkante meter. Ik duwde mij van de bankleuning af en voelde dat hij behoorlijk wat achter gelaten had in mij.
‘Heb je een badkamer hier?’
‘Wil je een whisky?’ 
Ik knikte dat het goed was. Hij wees met zijn rechterhand naar een uithoek van de kamer. Ik zag een deur. Ook de badkamer was eigenwijs groot en van alle gemakken voorzien. Ik liet mijn kont op de bril zakken en voelde hoe het laatste restje van Jochem uit mij gleed. Ik kon het niet laten ook te douchen en bedacht dat ik het zou moeten vragen, wat ik niet deed, maar ik liet de deur wel open.

Ik had een ochtendjas aangetrokken die in de badkamer hing, geen flauw idee van wie deze was. Niet van Jochem, er zat een vrouwengeur in.
‘Mooi, fris gedoucht?’ zei hij met ferme toon. Ik zei niets, pakte de voor mij ingeschonken whisky van de bar en dronk deze in een teug leeg. ‘Mijn god wat een godendrank is dit’, dacht ik. Ik was vergeten hoe goed het smaakte.
‘Ben je boos?’ vroeg hij. Ik wist dat ik nu moest oppassen. Deze criminelen hadden maar een hele kleine aanleiding nodig om je een paar klappen te verkopen. Voor hen was slaan gelijk aan normale communicatie. Ik begon ze al een beetje te kennen. Ik was uit op een vertrouwenspositie bij deze mannen. Het maakte mij niet meer uit wie ik moest spelen: de hoer, de huisvrouw of de dokter. Alles, maar dan ook werkelijk alles, zou in het teken staan van vertrouwen winnen en zo veel mogelijk de binnengebrachte vrouwen te verzorgen. En wat was het nu helemaal? Onder normale omstandigheden zou verkrachting je een geestelijk litteken bezorgen. Maar niets was op deze door God verlaten plek normaal. Niets, dus mijn gevoel voor verschrikkelijke dingen ook niet. Ik moest leren meegaan en laten begaan. Meer dan ooit besefte ik dat weerstand blijven bieden, zowel geestelijk als lichamelijk, mij op den duur het leven zou kosten. En wie zou ik dan nog kunnen redden? Mijzelf zeker niet meer.
Maar dat alle mannen die ik nu kende en verantwoordelijk waren voor mijn situatie hier zouden wensen dat een rechterlijke macht ze zou beschermen als ik met ze aan de slag zou gaan. Ik zou geen rechtszaken beginnen, geen aanklachten indienen. Voor de buitenwereld zou ik de verpersoonlijking van vergeving zijn. Al moest ik mij tot God bekeren om de schijn voor iedereen hoog te houden. Maar diep van binnen, heel diep, zou de duivel persoonlijk in mij wakker geworden zijn. Ik zou hem in de teugels houden, alleen ik zou hem weer gevangen kunnen zetten. Ik zou tijd en toeval bij elkaar brengen alsof het iedere keer weer een wonder betrof.

Nee, ik zou het nooit overlaten aan gehaaide advocaten. Ik vraag mij af welke bewijslast ik nodig zou hebben tegen al degenen die mij hier vastgehouden hebben tegen mijn wil, mij verkracht hebben en al mijn bezit hebben afgenomen. Die mij elke dag weer vernederd en geslagen hebben. Ik heb ze gezien, hun gezichten zouden zich voor de rest van mijn leven in mijn nachtmerries opdringen.
Ik voelde mij opstandig, ook al omdat ik voor het eerst in mijn leven niet bij de verjaardag van mijn kind Ralf kon zijn. Ik wist hoe heftig hij hiermee om kon gaan. In mijn hoofd zong ik zijn slaapliedje dat ik hem als kind iedere dag voorzong. Ralf had er geen enkele moeite mee dat ik het al duizenden keren had gezongen voor hem. Hij werd er altijd rustig van. Jochem lulde tegen mij aan, zoals een man dat kan doen als hij lekker is klaargekomen. Allemaal irrelevante dingen waar je als vrouw vaak niets mee kunt. Ondertussen probeerde hij nog televisie te kijken ook. Ik vond het best, mompelde soms een beetje met hem mee en zong Ralfs slaapliedje weer voor een derde keer.

Ondertussen in Nederland.

‘Waar is mam? Ik heb haar al jaren niet gezien!’ 
Ralf kon overdrijven. Hij begreep veel gewone dingen in het leven niet. Zijn leven met het downsyndroom was alleen voor de ander een gesel soms. Voor Ralf was het leven bijna altijd zonnig. En nu hij 31 geworden was, kwam daar geen verandering in. Zijn zuster Cinthia deed haar hoofd in zijn nek. Ralf werd daar altijd rustig van, ook dit keer.
‘Ik weet niet waar mama is, lieverd. We zoeken haar nog steeds, maar ik weet dat ze snel weer terugkomt’, zei Cinthia rustig. Een traan veegde hij resoluut weg.
‘Maar houdt mama niet meer van mij?’ Hij duwde zijn zuster voorzichtig opzij en keek haar in de ogen.
‘Mama houdt zielsveel van je en ik weet dat ze nu heel erg sterk aan je denkt, schat. Weet je dat Merel en Nadia zo ook komen?’ Cinthia probeerde van onderwerp te veranderen. Ook zij voelde zich machteloos. Niemand wist waar Martha was.
‘O leuk! Komen Frans, Jonathan, Mona en Frederik ook mee?’ schreeuwde Ralf bijna.
‘Natuurlijk komen de kinderen van tante Nadia ook mee. Die komen toch ieder jaar mee.’ 
Ralf dacht even na en keek daarbij altijd naar het plafond.
‘Ja klopt. Maar je noemde Carla niet’, zei hij koeltjes. Hij had een feilloos geheugen.
‘Carla is op vakantie. Die komt een andere keer’, zei Cinthia. Carla was in Turkije, op zoek naar Martha.
Namen vergat hij zelden. ‘Nadia!’ riep Ralf. Nadia’s volwassen kinderen volgden. Sommigen hadden zelf al kinderen, die waren niet meegekomen. Maar het kamertje van Ralf zat wel vol. Nadia en Merel kwamen ook binnen en knuffelden hem langdurig. Ralf vond dat het fijnst van alles, knuffelen. Mona, de dochter van Nadia was inmiddels 24 jaar. Zij was de favoriet van Ralf. Ze knuffelde met Ralf en zij wist precies tot hoe ver ze kon gaan bij hem. Ze wilde het vermijden hem verwachtingen te geven. Hij was er wel ontvankelijk voor. Hij was een paar jaar geleden toch een keer teleurgesteld in haar. Zij begreep dat ze iets te lang met hem geknuffeld had. De jongens van Nadia maakten Ralf alleen maar druk. Ze grapten wat met hem waarbij hij soms gierde van het lachen.

‘Heb je nog iets van Carla gehoord?’ vroeg Nadia aan Merel nadat ze haar behendig naar de gang had gemanoeuvreerd.
‘Ik heb vanochtend contact met Carla gehad, ze belde mij. De Turkse politie weet nog niets. We snappen niet waarom de Nederlandse politie het niet groots op tv brengt. Ze is nu onderhand al weken zoek. Wat is er in godsnaam aan de hand?’ zei Merel.
‘Dat komt omdat Cinthia het zelf lijkt op te willen lossen. Ik snap die passiviteit niet, dat is toch niet goed te praten?’ zei Nadia geïrriteerd. Merel bedacht dat Martha en Nadia nogal eens botsten omdat Nadia vaak te kort door de bocht was. Ze had snel een mening over iedereen en van alles en nog wat.
‘Ho, wacht even Nadia, Carla zei wel dat ze is gezien door verschillende mensen. Het zou wel vreemd zijn wanneer de media er aandacht aan gaat besteden en er daarom een zoektocht komt, Martha doodleuk komt aanwandelen.’ zei Merel.
‘Wie zijn deze mensen? Trekt de politie de verklaringen van deze mensen na? Ik snap het echt niet, Merel. Ik bel Carla morgen wel. Heb je trouwens gezien dat Martha’s apotheek gesloten is? Wat is er allemaal aan de hand?’
‘Cinthia zegt dat die verkocht gaat worden aan een Turkse organisatie. Martha schijnt er een kleine week geleden voor getekend te hebben. Ik vroeg haar natuurlijk waarom, het is het levenswerk van haar moeder. Ze zei dat het haar zaak is, haar leven.’ Nadia nam er geen genoegen mee.
‘Dat snap ik niet, ze heeft ons nooit iets meegegeven dat ze haar zaak wilde verkopen. En nu ze onvindbaar in Turkije is, verkoopt ze haar zaak?’ 
Al de tijd dat Nadia en Merel op de gang spraken, dachten ze onbespied te zijn. Maar het was Nadia al opgevallen dat er een schoonmaker wel erg lang over ramen zemen deed. Hij stopte en kwam op Nadia en Merel toe gelopen. Nadia vertrouwde het niet en keek hem aan. Het was een man van Zuid-Europese afkomst. Merel stond nog steeds met haar rug naar hem toe. Ze zag wel dat Nadia gefocust was. Merel vloog naar voren tegen Nadia aan. Ze werd hard in haar rug geraakt.

Aankondiging Columnistencabaret 22-6