Zoete lieve Gerritje

Laurens (Gramps)

Het zal echt jaren geleden zijn dat ik werd getergd met dat rot-kinderliedje. Er zijn nog honderden andere waarmee opa wordt geteisterd, maar deze was blijkbaar vergeten. Maar opeens werd het actueel, want wij gingen erheen. Dat ging naar Den Bosch toe. Jaren achtereen zijn we over de A2 langs Den Bosch gereden, eerst zuid-, later weer noordwaarts. En jarenlang zeiden we tegen elkaar dat we die stad toch echt eens moesten bezoeken. We zijn geen liefhebbers van carnaval, maar buiten dat gebeuren zal er toch wel wat te doen zijn in zo’n mooie oude stad. In ieder geval is voor een bouwkundige als ik met wortels in de restauratiewereld de Sint Jan een must. En Jeroen Bosch is ook niet te versmaden.

Een week of zes geleden kwam een langdurig conflict met KPN tot een voor ons bevredigend einde, financieel bedoel ik. Mama stelde voor de poen te benutten voor het versneld aflossen van een leninkje. Niks ervan, vond ik, we gingen er een paar dagen tussenuit. Maar waarheen? We krijgen vrijwel dagelijks aanbiedingen op de hotmail van hotelketens: 4 dagen logeren, 3 betalen, dat soort werk. Van der Valk in Vught zat er ook bij. Dat hotel ligt zowat op loopafstand van het centrum van Den Bosch, dus was de keus gauw gemaakt. In het hotel logeer je en je drinkt er ’s avonds een sapje, maar verder zit je er toch niet. Als de kamer maar schoon is en het bed in orde, dan zul je ons niet horen.

Maandag 29 april boekten we in. De kamer was prachtig, zelfs een balkon om een sigaartje te roken was er. Later hoorden we dat het hotel voornamelijk zakenmensen huisvest en die waren er toen niet, iedereen had een paar vrije dagen. De bezetting was dus heel laag. Lekker rustig, dat wel. Meteen na het inboeken doken we Den Bosch in. We zetten de auto in de parkeergarage in de St. Josephstraat, vlakbij de Sint Jan. Eerst wandelden we om de kerk heen. Hij is op dit moment helemaal steigerloos, en dat schijnt niet zo vaak het geval te zijn. Dat is ook heel goed te begrijpen als je de bouwkundige overdaad van de kerk in je opneemt. Als je aan het ene eind klaar bent is het andere eind alweer aan onderhoud toe. Eenmaal binnen zakte onze onderkaak geregeld naar ons derde knoopsgat. Voor een protestant is de roomsche overdaad altijd al iets om aan te wennen, maar hier is het echt overweldigend. Die kansel, dat orgel, de beelden. De gebrandschilderde ramen. Alles opgebracht door de burgers. In een hoekje stond een oud nonnetje te kleumen bij het stalletje met foto’s en andere te verkopen zaken. Ze had het overduidelijk koud, getuige haar blauwe neus.

Weer buitengekomen wandelden we naar het Jheronimus Bosch Art Center, maar dat bleek gesloten. Naar het center, een vroegere kerk, is een uitspanning waar men koffie en Bossche Bollen kan nuttigen. De uitbater kwam juist naar buiten en deelde desgevraagd mee dat ook zijn zaak gesloten was, maar dat hij ons graag van koffie en bollen zou voorzien. Hij had de echte, verse net binnen, dus we waren welkom. Kijk, dat soort ondernemerschap weten we te waarderen. De volgende dag was de troonswisseling, dus voor een bezoek aan het museum konden we beter de dag daarop terugkomen. We gingen terug naar het hotel en besloten een Valkmaaltijd tot ons te nemen, compleet met de obligate appelmoes-met-kers. Het smaakte helemaal niet slecht, dat moet gezegd. Het bed bleek zo goed als het eruit zag, dus de overnachting was wat we ervan mochten verwachten.

Het ontbijt bleek nogal karig. Weinig variatie, heel gewoontjes. De dagen erop bleken dezelfde plakjes kaas steeds te worden opgediend, zodat de plakken steeds scherper geel en opgekruld werden. Je vraagt je af of er niet eens iemand van de leiding wakker moet worden. Zet een meiske bij het buffet en laat haar bijvullen wat op is, dan is het altijd in ieder geval redelijk vers. Als je dit ziet prefereer je betaling voor een goed ontbijt. Daar ga ik dus nog effe een briefke over schrijven. De troonswisseling bleken we op de kamer te moeten doornemen, beneden was er geen groot scherm om het feest gezamenlijk met andere gasten te beleven. Tussen de bedrijven door gingen we weer even de stad in. Alles was eivol met mensen die naar de kleedjesmarkt kwamen kijken. Alleen de horeca was in vol bedrijf. Gelukkig was het droog, je zou niet willen dat een dag als deze zou verregenen.

Woensdag zouden we naar het Bosch Art center gaan, maar eerst wilde ik toch even rondkijken bij Van der Heijden, motordealer. Mama had daar niet veel oren naar, maar goed, ik word ook meegesleept naar modezaken, dus mag ik effe een kwartiertje? Maar na het bezichtigen van de voorraad Victory motoren, enorme Amerikaanse fietsen die duidelijk zijn ontworpen als concurrenten van Harley Davidson vertrokken we dan toch richting Jheronymus Bosch. Eerst koffie in het tentje dat we al kenden en daarna de kerk in. Het blijkt dat de hele kerk is verbouwd om gastvrijheid te verlenen aan de beroemde Bossche schilder uit de zestiende eeuw. In de toren is een lift ingebouwd, alsmede vijf verdiepingen die kleine exposities bevatten van het werk van de schilder. Het zijn allemaal reproducties, de originelen hangen elders over de hele wereld en zijn natuurlijk onbetaalbaar. We begonnen op de hoogste verdieping en werden meteen vergast op een prachtig uitzicht over de stad. De Sint Jan is maar een paar honderd meter verwijderd, dus iedere foto daarvan is geslaagd. De meegegeven audiogidsen bleken echt wel nodig om het vertoonde te begrijpen. Bosch was een zeer gelovig mens die goed om zich heen keek en wat hij zag allegorisch weergaf in zijn schilderijen. Macchiavelli was trouwens een tijdgenoot van hem. Ook die man keek goed om zich heen in het rijke roomsche leven, maar die schilderde het niet maar schreef het op. Hij wordt vaak afgedaan als een cynicus, maar ik denk dat het woord realist beter weergeeft wat je leest.

Beneden in de kerk had men artefacten opgehangen die kunstenaars zo natuurgetrouw mogelijk hadden gemaakt van de rare wezens die in de schilderijen van Bosch voorkomen. Meestal zijn dat duivels en taferelen die hij zich voorstelde over de hel. Ik heb besloten om onze kleinkinderen daar maar even vandaan te houden. Bij de jongeren onder hen zou het nachtmerries en vreemde vragen kunnen opleveren, bij de ouderen lachstuipen. Als je niet weet wat je ziet zou je het kunnen uitleggen als zieke zestiende-eeuwse humor. En dat is het toch zeker niet. Een vreemde maar mooie ervaring, dat was het.

Na de middag hadden we ruim de tijd om in Vught het oorlogsmuseum te bezoeken. Een klein gebouwtje dat je pas na enig heen en weer rijden vindt. We bleken weer eens de enige bezoekers. Dat maakten we in het gemeentemuseum van Almelo ook al eens mee, en het is een heel vreemde ervaring. Mijn vrouw ging vrijwel meteen weer naar buiten, zodat ik mijn bezoek ook fiks beperkte. Zij zei later dat de rottigheid en menselijke ellende daar zo overduidelijk nog aanwezig was dat ze naar buiten moest om adem te krijgen. In Westerbork had ze een soortgelijke ervaring, maar dat was ik vergeten, anders had ik haar hier niet mee geconfronteerd. Vreemd, ze is een broodnuchtere vrouw. Duitse kampen gaan we daarom niet bezoeken. Overigens wordt ook dit museum verhuisd, naar een leegstaande kerk in Vught. Vreemd om de afbraak van het roomse leven binnen een paar dagen zo pregnant geserveerd te krijgen. Afgezien van de reactie van mijn vrouw was ook dit museum een bezoekje meer dan waard. Het laat je zeker niet onberoerd, van humbug en overdrijving is geen sprake.

We hadden nog heel wat tijd over, het was mooi weer, dus hebben we na een kort bezoekje aan het Geniemuseum op ons gemak door het prachtige Brabantse land getoerd. Dat is echt leuk, vooropgesteld dat je alleen weggetjes van hooguit zes meter breed neemt. Tegen zessen dachten we goedkoop uit te zijn door in Sint Michielsgestel een patatje en een portie saté te nemen. Dat hadden we niet moeten doen, het was echt varkensvoer. Niet te hachelen. Dus heb ik later op de avond bij Valk Vught nog een portie bitterballen tot me genomen. Trouwens, de bar bij Valk Vught is top: een heel aardige barman, goede stoelen, prima tv want er was voetbal, goede muziek die niet te hard stond en redelijk bier. Kijk, daar kun je bij Gramps mee aankomen.

Aan een rondvaart door Dieze en Dommel zijn we niet toegekomen, dat moet even wachten tot een volgende keer. Die komt er zeker want Den Bosch is een pracht stad. Die Sint Jan wil ik zeker nog een keer goed bekijken. Misschien een keer alleen, op de motor?

Een andere gemiste kans schoot me te binnen toen we weer bijna thuis waren: Okaht is Bosschenaar. Stom, Gramps, jij maakt echt vrienden. Dus: sorry, Thako, ik was blijkbaar niet echt goed wakker. We hadden zo mooi samen een pint kunnen vatten.

Of twee.