Dodelijke date 18

Dick (Bornfree)

Xandra fluisterde snel iets in mijn oor. Het werd niet gewaardeerd door de voor mij vreemde mannen die binnen waren gekomen. Ze trokken haar bij mij vandaan.
‘Vergeet niet, lieve Martha, vergeet niet wie ik ben’, riep ze mij na. Dat was ook wat zij in mijn oor gefluisterd had. Ik zat weer alleen in een ruimte met twee bedden. En alhoewel het luxer was dan de eerste ruimte begon ik mij steeds meer aan te passen aan mijn tijdelijke lot. Want dat het tijdelijk was, wist ik zeker. Als ik daar niet zeker van kon zijn, dan zou ik direct naar wegen zoeken om zelfmoord te plegen. Nog steeds koesterde ik het idee dat Cinthia binnen zou kunnen stappen. Of Merel, maar Carla ook, ze zou mij direct advies geven. Of Nadia. Nu meer dan ooit miste ik ze alle vijf. Want ook Ralf zou zijn begeleiders herhaaldelijk vragen waar zijn moeder was. Ik wist het zeker. Een paar uur later kwamen de voor mij onbekende mannen de kamer weer binnen. Ze droegen Xandra, ze leek buiten westen.
‘Zeg ouwe, als we vandaag geen klanten voor je hebben, ziet het er slecht voor je uit’, zei een van de mannen in gebrekkig Nederlands. Ze verdwenen.
‘Martha, Martha’, kreunde Xandra. Ik knielde naast haar bed. ‘Ik heb zo’n pijn.’
‘Waar?’ vroeg ik.
‘Mijn onderbuik, tussen mijn benen.’
‘Mag ik kijken?’ vroeg ik. Ze knikte dat het goed was. Moeizaam draaide zij op haar rug en spreidde haar benen iets. Ik zag dat het verschrikkelijk mis was. Ze bloedde, het leek erop alsof iemand haar aan de binnenkant van haar benen gestoken had. Maar, ze bloedde ook uit haar vagina. Ze stonk er verschrikkelijk. Ik wist wanneer dit niet goed ontsmet zou worden zij moest vrezen voor haar leven. Ik zag haar ogen wegdraaien. Ik wilde niet dat ze in een shock zou komen en daar leek het wel naartoe te gaan. Bonzend op de deur probeerde ik verbandmiddelen en andere medicijnen te krijgen. Ik bleef haar goed in de gaten houden. De deur zwaaide open er werd een kleine leren tas op de grond gegooid door alweer een andere, maar voor mij nog steeds vreemde, man. Hij verdween en onmiddellijk kwam er een ander binnen, degene die tegen mij gezegd had dat het beter voor mij zou zijn als ik klanten zou krijgen vandaag.

‘Jij gaat haar oplappen. De vent die haar dit aangedaan heeft, is niet meer op te lappen. Die hebben we zijn hart eruit gesneden en aan onze waakhonden gevoerd. Ik voelde walging opkomen, maar kon de oprisping nog net binnenhouden.
‘En als ik haar niet meer kan oplappen?’
‘Jij bent toch een dokter? Tenminste, dat heb ik gehoord. Dus je kan het, of heb je je diploma gekocht?’ zei hij rustig maar sarcastisch. Ik noemde hem in mijn hoofd ‘de treiterkop’.
‘Ik heb medicijnen gestudeerd, sukkel, dat maakt mij nog geen dokter.’
‘Sukkel? Dat is de eerste en de laatste keer dat je mij beledigd hebt. Zo belangrijk ben je niet voor ons. Je kost ons alleen geld hier. We hebben de andere buit van jou al binnen. Je hebt helemaal niets meer. Dus ik zou een toontje lager zingen als ik jou was.’
‘Jij brengt mij die tas in de wetenschap dat ik je kan helpen. Ik durf te wedden dat ik bij meer van jullie ongelukjes kan helpen. En je komt naar mij dus er is hier niemand anders. En laat mij raden: wij zijn niet de enige vrouwen hier. Het is een hoerenfabriek.’ Hij kwam naar mij toe gelopen. Ik voelde precies waar mijn hart in mijn borstkas zat. Mijn mond werd droog. Adrenaline vulde mijn aderen en ik zette mij schrap, wachtend op de klappen. Ik sloot mijn ogen. Het maakte mij niet uit waar hij zou slaan, mijn hele lichaam voelde al beurs. Er gebeurde niets, ik rook alleen zijn rokerige gelaat toen ik mijn ogen voorzichtig geopend had. Met nog vijf centimeter tussen onze neuzen had ik moeite niet toe te geven aan overgeven.
‘Wat het hier is, doet er niet toe. Wat het hier voor jou en haar kan zijn wel. Het kan een hel zijn die jaren voort kan duren. Of jij kunt hier een bevoorrechte positie krijgen en veel vrouwen helpen. Dat is jouw lot, het is jouw keuze er hier wat van te maken. Als je zo blijft doen tegen ons zoals je zonet deed, dan verzeker ik je dat je niemand meer kunt helpen en in de eerste plaats jezelf niet meer. Het is allemaal aan jou.’
‘Ik heb geen keus, ik kies voor leven. Voor de levens van anderen. Dus ik zal de vrouwen behandelen als dat mijn lot is. Maar mijn lot is door jullie gecreëerd, ik heb hier geen keus in gehad.’
‘Je lot is je lot, maakt niet uit wie jouw keuzes beïnvloeden.’
‘What ever’, zei ik en dat waren voorlopig mijn laatste woorden tegen deze infantiele filosoof. Ik knielde naast Xandra, opende haar benen weer voorzichtig en begon haar wonden te verschonen. In mijn ooghoeken zag ik hem nog steeds staan kijken.
‘Kun je een medicijnekast voor mij regelen? Met verband en medicijnen?’ vroeg ik. Ik zag dat hij knikte en verdween.

Toen ik klaar was Xandra te verbinden, werd er een grote metalen kast binnengedragen door de mannen die ik nu inmiddels wel ging leren kennen van gezicht. Na inspectie van de kast, meldde ik koel dat het oké was. De mannen verdwenen, op één na. De treiteraar.
‘Ik heb nog wel tetanusinjecties nodig en wat medicijnen die ik op papier wil zetten zodat je ze kunt halen. Ze zijn echt noodzakelijk voor de vrouwen die hier zijn en de ziektes die ze op kunnen lopen.’
‘Jij maakt het lijstje en wij halen het.’ 
Hij kwam naar mij toe en pakte mijn kin op een harde manier. ‘En don’t fuck with us.’ Hij keek mij op een manier aan waarbij hij niets in het midden liet liggen. Het was mij volkomen duidelijk. Ze zouden mij zonder pardon omleggen. Ik wist het zeker.

Ondertussen.

Nadia, Carla, Merel en Cinthia kwamen bij elkaar. Ik was inmiddels twee weken zoek. Onderling hadden ze al contact gehad, maar nu kwamen ze bij elkaar om de acties te coördineren.
‘Ik ga naar Turkije om van dichtbij mee te maken hoe veel de Turkse politie doet. Ik houd het wel een tijdje uit daar. Ik kan dat ook, ik heb verder niemand hier waar in verantwoording voor hoef af te leggen. Jullie wel, de kids, jullie mannen. Geloof dat het beter is zo’, zei Carla resoluut.
‘Maar wat kun jij daar uitrichten wat de politie niet kan doen?’ vroeg Cinthia.
‘Waarschijnlijk niets, maar als ze gevonden wordt, dood of levend, dan is er in ieder geval iemand die haar goed kent.’ 
Daar had Carla een punt, vonden de anderen.
‘Maar ga geen detective spelen, oké? Eén vriendin zoek is voldoende’, zei Nadia.
‘We moeten bundelen wie van ons met wie contact heeft gehad en wat er verder is vastgelegd daarover. Cinthia, ik denk dat jij de meeste informatie loskreeg als dochter?’ vroeg Carla.
‘Ik belde haar 23 juli op haar gsm. 20 juli zou ze weer naar Nederland komen. Ene Mo beantwoordde de telefoon. Het enige wat ik hoorde was: ‘Verdomme, verkeerde telefoon’, zei Cinthia.
‘Heb je dit al doorgegeven aan de politie daar?’ vroeg Carla.
‘Wat denk je? Natuurlijk! Maar ik heb niets meer gehoord van de politie.’
‘Ik denk dat we de ambassades ook in moeten lichten. Ik doe het daar wel, jij hier Cinthia?’ zei Carla. Ze bevestigde.