Morbide iPhonitas

Trudy (Zonnetje40)

Alles zit mee vandaag. De trein was op tijd, het is lekker warm in de coupé en het boek waarop ik mezelf heb getrakteerd boeit vanaf de eerste bladzijde. Behaaglijk nestel ik me in de bank in de wetenschap van lekkere sandwiches en sap in mijn tas die ik zo dadelijk ga nuttigen. Het boek slokt mij helemaal op en ik vergeet alles en iedereen om me heen. Totdat we stoppen in Hilversum. Gierend, gillend en over elkaar struikelend komen er twee pubermeiden de coupé binnen. Een Surinaams meisje en een Nederlands meisje. ‘Loop maar fijn door met je pestherrie,’ denk ik grimmig, maar nee hoor, ze ploffen naast mij, aan de andere kant van het gangpad neer. Ze hebben allebei een mobieltje in hun hand en het blanke meisje probeert het mobieltje van het donkere meisje af te pakken. Die houdt het op haar beurt in de lucht en belet haar vriendin op deze wijze om het mobieltje te zien.

“Neeeeeee, dat doe je niet!”, gilt het blanke meisje. “ Ik sta echt vet stom op die foto, die mag je niet delen! Aaaaargh, geef hieeeeeer! Sonalieeeeee!” IJselijke gillen klinken door de trein en mijn trommelvliezen beginnen te klapperen. Gierend en lachend gaan die meiden door met het gestoei en ik probeer me tevergeefs te concentreren op mijn boek. “Ha, ha, ha, ik heb em gedeeld! Ik heb em gedeeld, echt wel,” brult het donkere meisje dat dus Sonalie blijkt te heten. “Kijk maar op je Facebook!” Dan ziet ze mij kijken. Snel wend ik mijn blik af en staar ik in mijn boek. Waar was ik ook alweer gebleven. “Mevrouw, wilt u een foto van ons maken?”, vraagt Sonalie mij. Ik slaak binnensmonds een zucht. Ach ja, waarom niet. Ik glimlach en steek mijn hand uit om haar mobieltje in ontvangst te nemen. “Ja hoor, neem maar een bevallige pose aan,” probeer ik grappig te zijn. Succes verzekerd. Meteen hangen ze weer slap van het lachen tegen elkaar aan. “Weet u hoe het werkt, mevrouw?” Ach, ze zijn ook wel schattig. Maar ik ben niet dom of zo, en ook van deze planeet. Sterker nog, ik heb zelf ook een mobieltje. Ja, ja! Doe maar gek op je ouwe dag!

Terwijl Sonalie en vriendin alleen nog maar kunnen gieren, schiet ik het ene plaatje na het andere. Kan mij het schelen. Uiteindelijk zegt Sonalie: “Mevrouw, nu doen Sandra en ik echt serieus. U kunt nu een foto van ons maken.” Als op bevel zit Sandra in een pose die ik niet anders kan omschrijven dan ‘borstjes vooruit, lipjes getuit’ en Sonalie springt al even soepel in dezelfde houding. Ik zal maar niet zeggen dat ik al zo’n 28 foto’s heb gemaakt. Daar komen ze vanzelf wel achter en ik ga zo eerst in mijn tas naar oordopjes op zoek, voordat ik de iPhone teruggeef aan Sonalie. Preventief, zullen we maar zeggen. Ik maak braaf een paar foto’s, geef de iPhone terug en de meiden zijn zó benieuwd naar de plaatjes, dat ze vergeten om mij te bedanken. “Graag gedaan hoor,”  prevel ik en ga in mijn tas op zoek naar de sandwiches met bacon en eggs die ik net bij de AH to go heb gekocht.

Ja hoor, ik was er al bang voor. Bij elke foto die ze bekijken, gillen ze als magere speenvarkens. De rest van de reis kan ik mijn boek verder wel vergeten. Mijn blik blijft getrokken door deze twee meisjes die niets anders doen dan gieren van de lach, die alles op Facebook, WhatsApp en Twitter zetten, elkaar filmpjes laten zien en totaal in beslag genomen zijn door hun Iphones. Ze zitten ineengedoken met hun haren langs hun gezicht. Behendig vliegen hun vingers over de toetsen en volgens mij WhatsAppen ze sneller dan dat een directiesecretaresse kan typen. En ook nog met één hand! Met hun andere hand vegen ze steeds de slierten haar uit hun gezicht. Het is dat ze van huidskleur verschillen, anders zouden het zó zusjes kunnen zijn. Wat een kopieergedrag! Zoals al die meiden van die leeftijd. Ze denken dat ze uniek zijn en dat zijn ze natuurlijk ook, maar ze zien er allemaal eender uit. Zouden ze nou geen last krijgen van hun nek en schouders in die houding? Ik vraag het me oprecht af. En constant je hand zo overbelasten, dat lijkt me ook niet echt goed. Mijn boek ligt vergeten op mijn schoot, ik houd mijn sandwich, waar ik nog maar één hap van heb genomen in mijn hand. Peinzend kijk ik uit het raam. Mensen die intensief met asbest hebben gewerkt, krijgen uiteindelijk asbestlongen. Mensen die besmet zijn met het hiv-virus, kunnen aids krijgen. Mensen die veel roken, maken kans op longkanker. En minder ernstig: als je je arm overbelast, kan je een tennisarm of een golfarm krijgen. Die laatste heb ik ook gehad. Pijnlijk hoor! Maar gelukkig is het bij mij met een sisser afgelopen. De huisarts had gezegd dat het wel een jaar kon duren, maar bij mij was het na een paar weken alweer over. Heel soms voel ik het nog, als ik bijvoorbeeld piano speel.

Zouden er nu ook aandoeningen ontstaan nu men zó intensief met zo’n mobieltje omgaat? Echt, vooral de generatie van die meiden kan nog geen seconde zonder zo’n ding. Ze hebben het de hele dag in hun hand. Alles wat ze zien, wordt gedeeld met vrienden. Deze treinreis ook. Ze zijn gezellig met z’n tweetjes op pad, geen idee waar naartoe, en kijken constant naar hun beeldschermpjes. Dat kan toch nooit goed zijn?

Hierop voortbordurend bedenk ik vast namen voor de kwalen die hieruit gaan ontstaan. Wat te denken van een Twitter-Tumor? Ik glimlach om mijn eigen vondst. Natuurlijk altijd goedaardig, maar door overbelasting van de hand, zou er in de muis van de hand best zo’n tumortje kunnen ontstaan. Een kleintje. Of eh… De beruchte Facebook-Fobie? Ik lach eventjes hardop en kijk als betrapt om me heen. Maar nee, Sonalie en Sandra hebben het te druk met hun iPhones. Stel je voor, dat je ineens Whatsapp-Wratten zou krijgen? Ik kan er niets aan doen, ik schiet hardop in de lach. Eén paar donkere ogen en één paar blauwe ogen kijken mij stomverbaasd aan. Ik kan er niets aan doen. Het werkt op mijn lachspieren. En ondertussen bedenk ik er ziektes bij. Sms-Schizofrenie. Computer-Cariës. Laptop-Lepra.

De tranen van het lachen lopen over mijn wangen. En de meiden blijven mij maar aanstaren. Ze zijn zelfs hun iPhone vergeten. Gelukkig. Ik ben op de plaats van bestemming. Snel stop ik mijn sandwich weer in de verpakking en stop boek en sandwich in mijn tas. Ik voel aan de trilling van mijn lippen dat de slappe lach niet ver weg is. En helemaal, als ik naar die meiden kijk. De trein stopt. Ik sta op. “Dag!,”  zeg ik opgewekt tegen de meiden. “Succes met jullie Morbide Iphonitas.” Gierend en gillend van de lach loop ik door de coupé naar de uitgang. Een oude man kijkt op van zijn krant. Ik zié het hem gewoon denken: ‘Raar mens. Loop maar fijn door met je pestherrie.’