Dodelijke date 6

Dick (Bornfree)

‘Mevrouw? Alles goed?’ Het schaamrood gierde door mijn lijf met als bijproduct zweet.
‘Ja hoor, ik liet mijn lippenstift in de pot vallen.’
‘O, oké.’ 
‘Lippenstift in de wc-pot, yeah sure’, dacht ik. Ze liep het toilet uit. Ik dacht weer alleen te zijn, maar er stond nog een vrouw haar make-up bij te werken. Hoelang stond ze er al? Ik wilde het niet weten. Ik waste mijn handen, dat ook heel erg nodig was, en keek vluchtig naar mijn buurvrouw. Zij keek naar mijn handen, ik keek naar de deur.

Ik ging weer zitten, hij nam mij aandachtig op.
‘Voel je je goed?’ 
‘Maar natuurlijk voel ik mij goed, ik brand vanbinnen’, dacht ik.
‘Je weet het, hè? Vrouwen, ze willen er altijd op hun best uitzien.’ 
Ik hoorde mijn telefoon in mijn tas zoemen, maar deed er niets mee. Ik wist dat het een van mijn vriendinnen was. Merel waarschijnlijk.
‘Wil je nog een stukje wandelen door de binnenstad?’ vroeg hij.
We liepen het Rokin op nadat hij erg galant mijn jas had aangedaan en deuren voor mij open had gehouden. Het was te perfect voor woorden. Te perfect voor een werkelijkheid.
Onderweg zwaaide hij naar een groepje bekenden van hem, allemaal mannen. Ik vond ze er niet leuk uitzien. Ik wist niet wat ik hier van moest denken. Het leek er ook op alsof hij ze niet verwacht had te zien.
‘Vrienden?’ 
Mo keek een beetje geschrokken naar mij. Zijn ogen priemden even in die van mij. Ik kreeg er een raar gevoel bij.
‘Ach, geen vrienden, meer bekenden uit een ver verleden.’
‘Zullen we een bruine kroeg opzoeken en ons gaan bezatten?’ Ik wilde nog van hem genieten en was blind. Ik wilde mij blind maken voor wat voor een werkelijkheid dan ook. De vrienden die hem zo enthousiast begroetten, het waren geen mannen die hij maar een heel enkele keer zag. Het waren zijn vrienden, alle vier. Het waren mooie mannen van Zuid-Europese afkomst, terwijl hijzelf een Irakees was. Vanuit de apotheek wist ik het verschil tussen Zuid-Europees en Irakees. Het is miniem maar je kunt het met een scherp oor en oog wel waarnemen. Iets gaf mij een onbehagelijk gevoel. Ik weet niet wat het was. Hun kleding? Ze waren ook niet eenvoudig gekleed. Geen pakken maar wel dure jassen en zo, van veraf bekeken, waren het ook geen namaakjuwelen? De manier hoe ze naar mij keken? Het gaf mij de koude rillingen.

We liepen langs Grand Café Ovidius, achter het Koninklijk Paleis in de Spuistraat. Een prachtige plek, vond ik. We zochten een tafel aan het raam. Ik wilde het magische moment van een klein halfuurtje geleden terug. Ik bestelde een goede whisky, hij een witte droge wijn. Na een uur in beider geschiedenissen gewroet te hebben, kwamen we langzaam in het nu. Zijn ogen zochten naar een waarheid achter die van mij. Zo ver kon ik bij hem niet kijken en dat maakte mij soms een beetje onrustig. Zijn gepraat was intens en warm maar het was allemaal te perfect.
‘Ik wil je beter leren kennen. Zullen we morgen afspreken om ergens te gaan eten?’ zei hij. Ik zei direct ja. Ik hoorde mijn telefoon weer zoemen en vertrok naar het toilet na mij geëxcuseerd te hebben. Ik wilde weten wie het was. Ik zag een beeld van Carla in het scherm. Al mijn contacten in mijn smartphone lieten de foto’s van de bellers zien. Ze had een bericht ingesproken: ”Lieverd, ik weet dat je nu bij hem bent. Laat mij zo snel als je kunt weten hoe hij is.” Ik belde haar direct op.
‘Hoi Martha, hoe is hij?’ Ook zij zag direct in haar scherm dat ik het was.
‘Hij is te mooi en te intelligent om waar te zijn. Ik weet het niet. Ik kan geen weerstand bieden aan hem. Ik moet met hem naar bed. Ik wil met hem naar bed.’
‘Ho! Lieverd! Zo ken ik je niet, wat zeg je nu? Je kent hem net een paar uur.’
‘Weet ik, maar hij is zo….perfect?’
‘Jij weet wat je doet, je bent een verstandige vrouw en ondernemer.’ Ik wist niet waarom ze juist mijn ondernemerschap aanhaalde. Maar dat was Carla, soms zei ze een zin waar ze veel meer mee bedoelde dan alleen de woorden in die zin.
‘Ik weet echt wat je bedoelt’, zei ik snel.
‘Ik wil je echt niet het negatieve intrekken. Ik ben ook zat keren de eerste avond met mannen naar bed geweest. Maar met deze voornamen en achternamen ben ik gewoon meer op mijn hoede, ook al weet ik dat er meer goede dan slechten zijn.’ Ik stond in een duister hoekje voor het mannen- en vrouwentoilet, met mijn rug naar het voorbijlopend toiletbezoek. Ik voelde een hand op mijn schouder en draaide mij in een flits om en liet mijn telefoon van mijn oor langs mijn lichaam naar beneden glijden.

‘Mo?’ Ik voelde direct na het uitspreken van zijn naam zijn warme lippen op die van mij. Niet lang daarna voelde ik hoe zijn tong zich een weg vocht langs mijn lippen. Een schokgolf vanuit mijn hersens naar alle uiteinden van mijn lichaam. Een siddering, mijn denken werd totaal uitgeschakeld. Alle rationaliteit smolt als bevroren boter in een hete pan. Ik was weg. Heel even voelde ik de rug van zijn hand langs mijn borst gaan. Het maakte mij gek van verlangen. Ik had het gevoel alsof we daar uren stonden, in werkelijkheid maar enkele minuten.
‘Jij moet een hotel zoeken’, kreunde ik zacht in zijn oor.
‘Gelukkig zijn we in Amsterdam, daar hebben we er genoeg van, hotels.’ 
Hij betaalde. Ik voelde het constant branden in mijn onderbuik. Mijn god, wat wilde ik hem graag. We liepen direct naar Grand Hotel Krasnapolsky. Even kwam de rationaliteit terug en vroeg ik mij af hoe hij dit zou betalen. Een gewone kamer was al snel 200 euro. Hoe moest een eenvoudige kleermaker dit betalen, of was ik te ouderwets, allebei de helft? Deze gedachtes had ik terwijl hij aan de balie een kamer aan het bespreken was. Ik wilde mij overgeven en niets anders. Ik sloot ratio weer uit en volgde mijn gevoel.

Een groot bed was het eerste dat ik zag toen ik de kamer binnenkwam. Zijn telefoon ging. Mo nam direct op en begon in een voor mij onverstaanbare taal te spreken.