De organist

Redactie

Blotbilsky stuurde via de submit de volgende column in:

Ik belde aan bij het rijtjeshuis in de stille arbeiderswijk, geleegen op een voor den omgeeving ongunstigen locatie, immers zag ik langs trots opengeschoven vitrages de glimmende, ellenlange pijpen van het huiskamerinstrument. Voortuinen in de buurt lagen er troosteloosch bij, een enkel waagde zich aan een rodondendronbosschage, doch de tedere pastelversiering ontbrak; alsof viool en hyacint het niet waagden zich hier te ontkiemen. De begroeting in de deur was hartelijk, maar enigzinsch krachtig; de organist bleek buiten de zondagen om een gespierde arbeider. Dat verklaarde wellicht het uitblijven van een buurtgericht, geen denkend mensch waagde den eersten steen richting het instrument in den achterkamer te gooien.

Voorzichtig schuifelde ik achter mijn gastheer door de gang, behendig roodkoperen buizen ontwijkend. "Perslucht!" knikte hij bemoedigend, als keurmerk van kwaliteit. In zijn huiskamer stond een tot eettafel herverbouwde sierblaasbalg. De aanschaf van een luchtcompressor maakte hem onafhankelijk van steeds schaarser wordende kennissen die bereid werden gevonden een uurtje het orgel aan te balgen, en de luchtpressuur was van een mooie, schalmende kwaliteit, vertelde mijn gastheer boven de open café-noir-trommel. Er liepen leidingen naar de schoorsteenmantel, welke mijn belangstelling vingen. Mijn blikvolgende gastheer prees mijn opmerkzaamheid: "Sinds het centraal verwarmen dient mijn afvoerkanaal een nobeler doel: hier, in de schouw, huizen de langste, laagste registers van het waarneembaar octaaf. Geen eredienst kan zonder!" Met die woorden ontnam hij glimlachend een laatste slok aan het bladerbad op de bodem van zijn theemok. Al stokend ontdaan van storend theeblad vingen wij ons gesprek aan. Hoe wij samen onze interesse voor muziek en mechanica bleken te delen; hoe trots hij was op zijn electrischen luchtcompressor in de achtertuin. Aan de hand van enkele rake citaten uit het Dagblad van de Orgelbode bracht hij me bevlogen op de hoogte van de huidige innovaties in het vakgebied, en kwam zo bij zijn schoorsteenmantel.

"Weet u, heer Gooijmans, hoe lager een muzieknoot, hoe minder wij die noot met ons gehoor waar gaan nemen? Gelukkig heeft de schepper onze buikholte extra gevoelig gemaakt voor trage harmonische trillingen, zodat wij toch een horde wisenten uit het pleistoceen van verre voelen aankomen. Maar zodra den mensch aan gevaar meent blootgesteld te worden onderneemt het lichaam wonderlijke zaken!" Samen met die woorden leunde mijn gastheer gerieflijk achterover in zijn rookstoel, nadat hij met onverholen pretoogjes een schaaltje pepermuntjes mijn richting uit schoof. "Wanneer een mensch een laag geluid niet met den ooren kan waarnemen, beste Gooijmans, dan meet men zich een geestelijke alertheid aan! Met het vervallen van de richtingsgevoelige oorschelpen verdwijnt het menselijk vermogen een laag geluid te lokaliseren. En maar al te vaak bleken lage trillingen op hol geslagen kuddes te zijn, waarbij een tijdige waarneming de overlevingskansen van een pioniersgezin in het krijt aanmerkelijk groter maakte! Dit fenomeen dragen we op den dag van vandaag met ons mee, en geeft het als instrument in handen ener kerkenraad een verrassende nevenfunctie: devotie!"

En weer leunde de organist achterover, maar dezenmaal niet om te genieten van mijn afwachting, maar om achter hem tegen de muur een grote, bakelieten schakelaar om te halen. Buiten hoorde ik het gezoem van de luchtcompressor aanvangen en seconden later sloegen bij de buren welkans tegelijkertijd meerdere toiletdeuren dicht. "Neemt u vooral een pepermuntje!" drong mijn gastheer andermaal aan. Aarzelend coöperatief nam ik een sneeuwwitte King en plaatste hem op mijn tong. Het vertrouwde sabbelen voelde bijna lasterlijk op een doordenweeksen dag. Mijn gastheer stond op en nam geroutineerd plaats achter zijn imposante instrument. Het voorspel liet een vriendelijk holfluiten oratorium klinken, gevolgd door een introïtus met luide koperpijpen en krachtig rietschalmei. Maar tussen de fermste heilklanken door begon bij vlagen gans de vloer te trillen. Soms wilde het meedoen met den overweldigende muziek, dan herdacht men zich en stampte rondom de opzwepende cadans. Tot mijn grootste schrik voelde ik mijn buik met een muzikaal hoogtepunt meebewegen, buiten haar noodzakelijke ochtendkwartier om. Ongemakkelijk gebiedde ik mijn lichaamsfuncties hun resultaten tot zichzelf te beperken, maar kon niet voorkomen dat mijn onderrug fiks uitademde. Dankbaar blies ik maskerende pepermuntlucht onder de tafel, geschrokken van de wilskracht van mijn innerlijk. De slotcadens van mijn gastheer naderde een ijl, lieflijk vaarwel, en ternauwernood een onwillekeurige bijval verhoedend offerde ik een kort maar zeer respectvol applaus, de man bezat een ongeëvenaarde gave vervoering in klank te gieten.

In de achtergrond kon men minstens vijf spoelbeurten waarnemen tijdens de stilte die ik liet vallen uit eerbied voor het prachtige spel. Eer ik de moed verzameld had om te beginnen over de staat van zijn fundering gebaarde hij ontfermend mijn stilte niet te verbreken. "Meneer Gooijmans, ik zie dat u het heeft ervaren. Mijn orgelspel was redelijk, en bij uitschieters speels, maar nergens zo roerend door den emoties als u nu lijkt te beleven. Het zijn de subharmonische Kingsize-pijpen die uw sensitiviteit opgewekt hebben; uw waarneming is subharmonisch gescherpt! Met als neveneffect dat de buik kan opspelen, maar zoals u merkt bestaat daar een eenvoudige oplossing voor. Wilt u nog een pepermuntje?" De firma die de pepermunt leverde bleek bereid gevonden de uitbreiding naar het laagste register van het kerkorgel te financieren. In ruil daarvoor verkreeg de handelaar het alleenrecht op sponsoring; de schaal pepermunt die men bij binnenkomst van het kerkgebouw aantrof had een onbepaalde contractduur, een drieste poging de markt te domineren.

Ervaringen rijker verliet ik mijn joviale gastheer. Om mijn gescherpte geest te bedaren waren citroenbitter en kandijkoek rijkelijk aangevoerd en kwamen de olijke anekdotes over de wekelijkse praktijk ten tonele. De pepermuntfabrikant had een door de organist ingediend plan voor een suppositorimunt helaas geweigerd, waarschijnlijk om verwarring bij de ingang te voorkomen. Op weg naar de bushalte zag ik getergde huisvrouwen met ladders en gevallen dakpannen in de weer, een enkeling wierp mij een duistere blik na.