Overvallen in de eigen woning

Jan (Bakoenin)

Coby was volkomen op. Het werk op het kinderdagverblijf was nog steeds erg leuk, maar in deze tijd van het jaar altijd erg vermoeiend. Er zijn dan namelijk meer collega's ziek dan in andere jaargetijden. De donkere dagen, de feestavonden, de wind, regen of sneeuw en dus het gebrek aan zon, breken veel mensen op. Eigenlijk zijn de kinderdagverblijven sinds Robert M. verplicht om tenminste met twee medewerkers bij de kinderen te zijn, maar dat lukt met al die zieken echt niet. Ook Coby stond er al bijna drie weken vrijwel alleen voor.

Vorige week hadden ze Sinterklaas gevierd op het kinderdagverblijf. Ook toen was er een behoorlijke onderbezetting geweest. Leuk, zo'n feest, maar niet voor iedereen. Er zijn altijd kinderen die panisch worden van die ouwe met zijn baard en als het niet van hem is dan wel van Zwarte Piet. Hoewel dat laatste in hun kinderdagverblijf niet aan de orde was, want daar viel een zwarte man niet echt op als iets engs. Maar tijdens zo'n feestje heb je het als kinderoppas nu eenmaal nog drukker met plassende en gillende kinderen dan normaal.

Gelukkig was het nu weekend. Coby had een lekker kopje thee voor zichzelf ingeschonken en zat met de koektrommel naast zich op de bank en las de krant. Al snel werd haar aandacht getrokken door een artikel met de kop: Woningovervallen komen steeds vaker voor. Meteen gingen Coby's gedachten terug naar die keer dat ze zelf was overvallen. Dat gebeurde toen ze nog in Rotterdam woonde. Ze had daar een portiekwoning en de buurvrouw was net de blender komen lenen omdat de hare stuk was en ze die avond pompoensoep aten. De buurvrouw was net weg of de bel ging. Coby dacht dat de buurvrouw nog iets was vergeten en deed argeloos open. Ze werd meteen met een mes bedreigd door een man met een bivakmuts over zijn hoofd. Hij wilde geld. Waarschijnlijk was het een verslaafde, want hij was tevreden met hetgeen Coby in haar portemonnee had en dat was niet meer dan honderd euro. Het was snel voorbij, maar de impact was groot geweest. Nadat ze van de eerste schrik was bekomen, ging ze namelijk fantaseren over wat er allemaal had kunnen gebeuren. De man had haar wel kunnen verkrachten en vermoorden. Ze zag het allemaal gebeuren in haar gedachten. Met alle gruwelijke details. Sinds die dag was ze al in paniek als overdag de bel ging en zelfs als ze wist dat er iemand op bezoek kwam. Het had haar al een keer in de problemen gebracht.

Op een dag kwam ze thuis van haar werk en terwijl ze de sleutel in de voordeur van haar portiekwoning stak, hoorde ze achter zich nog iemand de trap opkomen. Snel ging ze naar binnen en wilde de deur dichtdoen, maar er kwam ineens een voet tussen en de bel ging. Nu had Coby sinds het voorval met de verslaafde altijd een honkbalknuppel naast de voordeur staan. Voor alle zekerheid. Die kwam nu goed van pas. Ze pakte hem meteen en sloeg er keihard mee op de voet. Een verschrikkelijke kreet volgde, maar niet de kreet van een man, maar van een vrouw. Coby opende de deur en voor haar stond een oud vrouwtje met een bijbeltje in haar hand in het rond te springen en te gillen van de pijn in haar voet. Het bleek een Jehova´s getuige. Lullig, maar gezien haar eerdere ervaring wel begrijpelijk natuurlijk! Ze was snel met het vrouwtje naar het ziekenhuis gegaan en er bleek gelukkig niets gebroken. Coby was zo in paniek geweest vanwege de voetstappen en de bel dat ze niet eens op de voet had gelet die tussen de deur kwam. Ze had er meteen met volle kracht op los geramd. Dat was allemaal al lang geleden, maar het kwam weer boven bij het lezen van het artikel in de krant. En het erge was dat het de plaatselijke krant was en dat de toename aan woningovervallen juist in buurt was waar Coby woonde. Ze was meteen weer panisch.

De volgende dag was Coby net het avondeten aan het maken toen de bel ging. Ze schrok hevig. Ze verwachtte niemand. Gelukkig had ze tegenwoordig een benedenwoning met een raampje in de deur, zodat ze kon zien wie er voor de deur stond. Ze sloop dus naar de voordeur en keek voorzichtig door het raampje. Niemand te zien. Ze liep de kamer in en keek door het raam in haar voortuintje. Ook niemand te zien. Ongerust ging ze maar weer naar de keuken en ging weer aan de slag met het eten.

De aardappels waren al geschild en in de pan. Ze gooide er wat zout op en wilde er net mee naar de inductieplaat lopen toen weer de bel ging. Lang en doordringend. Verschrikt keek Coby naar de aardappelen die over de grond rolden. De pan had gelukkig net haar tenen gemist, maar haar voeten waren drijfnat van het water. Coby werd bloednerveus. Ze schuifelde weer naar de voordeur en keek voorzichtig door het raampje. Weer niemand te zien. Maar toen ze de kamer inkwam, dacht ze een gestalte te zien die over de heg van de voortuin sprong en wegliep. Het was al donker en ze had geen buitenlicht aan, dus helemaal zeker was ze niet. Het was een flits geweest. Het kon net zo goed iemand zijn geweest die gewoon langsliep. Maar ze raakte zo in paniek dat ze haar zus belde. Dat deed ze wel vaker als ze in paniek was. Haar zus vond het ook beangstigend en raadde haar aan om de politie te bellen. Dat vond Coby een goed plan en ze belde de regionale politie. Terwijl ze de telefoniste aan de lijn had, ging opnieuw de bel. Ze slaakte een gil en de telefoniste zei geschrokken dat ze meteen een wagen zouden sturen. Coby moest de verbinding niet verbreken, dus liep ze met haar mobieltje in haar hand weer zachtjes naar de voordeur. Toen ze de voordeur naderde zag ze nu wel iets bewegen voor het raampje. Dat maakte haar nog nerveuzer. Ze wachtte even. De gestalte voor de deur bleef bewegen. Ze zag alleen maar steeds een schim voorbijgaan aan het raampje en ze zorgde er wel voor dat die schim haar niet zou zien als hij naar binnen keek door het raampje.

'Coby, doe verdomme nou eens open,' klonk het plotseling van buiten. Coby schrok. Ze herkende de stem. Het was een collega van haar van het kinderdagverblijf. 'Kut,' was het enige dat ze binnensmonds kon uitbrengen. Ze aarzelde nog even, maar ging dan naar de voordeur en opende die. Voor haar stond Kees. Op de grond stond een juten zak. 'Waarom doe je nou niet open als ik bel, muts,' zei Kees enigszins geïrriteerd. 'Ik wilde je verrassen met deze zak met cadeautjes voor je. De collega's hebben wat leuke dingetjes voor je gekocht vanwege de Sint en Kerst en het feit dat je er vaak alleen voor hebt gestaan de afgelopen tijd.' Coby stond doodstil voor zich uit te staren. Ze schaamde zich kapot en dat werd nog erger toen er plots twee agenten met getrokken pistool uit haar voortuin opdoken en Kees beetpakten, zijn arm op zijn rug draaiden en hem de handboeien omdeden. Snel had ze zich geëxcuseerd bij de agenten die daarna bulderend van het lachen naar hun auto liepen. Kees kon er niet om lachen. Die kwam pas weer een beetje op adem na drie biertjes.