Mensen met enge verhalen...

Trudy (Zonnetje40)

Vanmorgen toch maar even naar mijn huisarts gegaan. Sinds het weekend heb ik behoorlijk veel pijn aan mijn elleboog. Het begon met een soort blauwe-plekken-gevoel, maar er was niets te zien. Ook kon ik me niet herinneren dat ik me gestoten had of zoiets. De pijn werd ook heviger. Een brandend gevoel trok door mijn hele arm tot mijn pols aan toe en mijn vingers tintelden. De huisarts onderzoekt mijn arm en ik kan een kreet van pijn maar nauwelijks onderdrukken.

De diagnose: een golfarm. Ja, ja, dat klinkt wel chique! Toch nét nog weer een graadje decadenter dan een tennisarm. Het verschil? Bij een tennisarm zit de irritatie van de pezen aan de buitenste elleboogknobbel en bij een golfarm aan de binnenste elleboogknobbel. Dat is het enige verschil. Wist ik ook niet. Oplossingsgericht als ik ben, vroeg ik meteen: ‘Wat gaan we hier aan doen, dokter?’, terwijl ik bijna handenwrijvend rechtop op mijn stoel ging zitten. ‘Er is eigenlijk niet zo veel aan te doen. Het gaat in de meeste gevallen vanzelf weer over. U moet wel uw spieren blijven gebruiken maar op gelaste van de pijn. Dus ook weer niet te veel belasten. Dat geldt ook voor werken: zolang het gaat, mag u werken, zodra u het gevoel hebt dat uw spieren meer pijn gaan doen dan moet u stoppen.’ Leuk. Goed plan. Vindt mijn baas vast ook. Morgen werk ik van half acht tot half vijf. Ik sta op mijn groep met zeven peuters. Moet ik dan om half drie roepen: ‘Genoeg! Tijd om naar huis te gaan en rust te nemen!’ Lijkt me geen strak plan. Ook niet erg realistisch. Stel, dat ik nu zou stoppen met deze column. Want typen doet echt behoorlijk pijn. Kan ik toch niet maken? Een column van 286 woorden! Die DriekOplopers flikkert me er gelijk uit!

Trouwens, ik ben ook geen met-mate-type. Het is  bij mij honderd procent, of niets. Dat halfbakken gedoe, daar hou ik niet zo van. Maar goed. Een golfarm dus. Ik kreeg een recept mee voor Diclofenac en de boodschap dat ik wel een beetje rustig aan moest doen. En, o ja, het kan wel een half jaar tot een jaar duren. Lekker dan.

Ik kom op mijn werk en vertel wat de dokter me heeft gezegd. Meteen komen de enge verhalen. Ken je dat? Dan vertel je bijvoorbeeld dat je naar de kaakchirurg moet om een kies uit je kaak te laten snijden en dan komen de horrorverhalen. “O, dat had mijn vader ook. Hij kreeg wel twaalf injecties. En nog voelde hij alles. Hij viel bijna flauw in de stoel. En die kaakchirurg sneed maar door. Na een paar dagen begon de wond flink te ontsteken. Een dikke kaak dat hij kreeg! Nou, sterkte ermee!” Waarom doen mensen dit? Hoe dan? Alsof je daar op zit te wachten!

Toen ik zwanger was van mijn eerste kind gebeurde dit ook aan de lopende band. Natuurlijk zie je als vrouw op tegen een bevalling. Bij de oudste omdat je nog niet weet wat het is, bij het volgende kind, of bij de volgende kinderen júist omdat je weet wat het is. Maar zo’n aanstaand moedertje van een eerste kind kan je natuurlijk alles wijsmaken. De gekste verhalen kreeg ik te horen. Bloederige taferelen werden mij onder het genot van een kopje koffie met een krakeling geschetst. Gelukkig werd ik door mijn eigen moeder altijd gerustgesteld: “Ik kan er geen sterke verhalen over vertellen, kind. Natuurlijk doet het pijn, maar als je je kind in je armen houdt, dan ben je alles weer vergeten,” zei ze dan.

Ooit werkte ik in een supermarkt, ik was een jaar of achttien, en daar had ik een collega die altijd alles al had gehad. Ken je dat? Als ik haar verteld had over mijn golfarm, dan had zij dat zéker aan twee armen gehad met nog een voetbalknie erbij. Je kon er op wachten, bijna. Maar zij was dan natuurlijk wel van het type doorpakken. Met een voetbalknie en twee golfarmen was zij gewoon blijven werken. Tja, kwestie van mentaliteit, toch? Nooit zal ik die keer vergeten dat mijn baas binnenkwam en met een beetje een triest gezicht ging zitten. Hij vertelde, dat hij naar het ziekenhuis was geweest die ochtend voor de uitslag van een onderzoek, en dat nu was gebleken dat hij prostaatkanker had. Gelukkig wel in een stadium dat het goed behandeld kon worden, maar toch een enorme schrik, natuurlijk. Toen hij klaar was met zijn verhaal deed mijn collega alweer haar mond open om iets te zeggen. Mijn baas draaide zich met een ruk naar haar toe en zei: “Nee! Hou je mond dicht. Dit kan jij nou eens een keer niét hebben gehad!” Als zijn slechte nieuws er niet zo had ingehakt, waren we waarschijnlijk in de lach geschoten. Mijn collegaatje waagde het toch nog om haar mond open te trekken en te piepen: “Ja, maar mijn oom…” Haar werd opnieuw de mond gesnoerd.

Als ik een probleem deel met een ander, zit ik dan te wachten op verhalen over ooms, tantes en ‘O ja, dat heb ik ook weleens gehad?’ Nee. Dan wil ik graag aandacht voor mijn probleem en dat mensen met me meeleven.

Vanmorgen kreeg ik ook meteen de horror scenario’s te horen. Eén collega vertelde me, dat haar moeder al járen last heeft van een tennisarm. Niet aan één stuk door, maar wel bij vlagen. Van een ander hoorde ik, dat er uiteindelijk zeer pijnlijke injecties nodig waren om het leven een beetje draaglijk te krijgen.

Ach, ik zie het wel. Misschien valt het allemaal reuze mee. En zo niet? Ik kén iemand, die zelfs zijn arm moest laten amputeren omdat de golfarm alleen maar meer pijn ging doen…