Een nekschot voor verliezers

Thako (Okaht)

In de Verenigde Staten van Amerika is het al heel lang een gangbare mentaliteit. De theorie dat iedereen een winnaar kan zijn. De krantenjongen die krantenmagnaat kan worden. De stratenmaker die president kan worden. Alles is mogelijk als je er maar hard genoeg voor werkt. Alleen nummer één telt.

Op zich een productieve mentaliteit die altijd het grootste nastreeft en het nog kan bereiken ook. Het nadeel is alleen wel het enorme aantal verliezers.

Dit lijkt echter wel de kern van het neoliberalisme waar half Nederland zo mee lijkt te dwepen. Men streeft naar zelfredzaamheid. Iedereen moet voor zichzelf kunnen zorgen. Een uitkering is enkel een slechte vorm van belonen van improductiviteit. Wie niet meedoet, hoort er eigenlijk ook niet echt bij. En pas als iemand met de meest vreselijke ziektes aan een bed of een rolstoel is gekluisterd, wordt het tijd om als overheid nog een aalmoes toe te schuiven. In feite tellen dus alleen de winnaars in het arbeidsveld, maar ook de winnaars in de engste aandoeningen nog mee.

Oké. Ik chargeer. Maar zonder tegengas loop je met deze denkwijze wel risico's. Iedere politieke stroming slaat door, als er geen grenzen worden gesteld. Grenzen verschuiven dan al snel.

Houd me ten goede. Dit geldt voor iedere politieke stroming. Een ouderenpartij die doorslaat wil een kwart van de bevolking voor de dementerende rest laten zorgen. Een extreem democratische partij wil zo veel stemrecht geven dat we nooit meer tot beslissingen komen. Een extreem socialistische partij wil dat iedereen het geweldig heeft en gaat voorbij aan het feit dat dit ook nog betaald moet worden. Weer een andere partij streeft naar het Nederland van de jaren vijftig, maar dan mét internet en Twitter.
In die zin ben ik vooral heel erg blij met ons meerpartijensysteem.

Terug naar de winnaarsmentaliteit.
Die winnaarsmentaliteit gaat natuurlijk terug naar onze oerdriften. Als alleen de beste mensen overleven, hou je een sterk geslacht over. Zwakke en zieke exemplaren hebben nu eenmaal geen geweldige genen. In de VS werden/worden al op de middelbare scholen de geilste wijven in de armen van de quarterback gedreven, omdat dit – in ieder geval fysiek – de beste kindjes oplevert.
In de natuur werkt dit prima en als we de geschiedenis van oorlogsvoering bekijken was natuurlijke selectie in combinatie met harde training ook een prima tactiek.

Maar daar gaat de theorie ook meteen weer een beetje mank. Geen enkele “wereldveroveraar” heeft het eeuwig volgehouden. In Japan en nazi-Duitsland waren de “supermensen” op een zeker moment gewoon een keer op. Bovendien was het een stelletje nerds dat een atoombom bedacht en met hun gebrekkige lijfjes een wapen in elkaar knutselden waarmee in één klap 78.000 Jappen werden vernietigd.

Het begrip “de sterkste” is sinds de industrialisatie aanzienlijk veranderd.

In principe is het dus niet meer zo hard nodig om enkel traditionele winnaars te hebben. Eigenlijk is het juist helemaal niet zo goed als je te veel winnaars hebt. Wat heb je aan een scherpschutter als niemand nog een draaibank kan bedienen? Wie bedenkt innovaties als iedereen maar aan het hardlopen of gewichtheffen slaat? Wie zorgt voor vermaak als de sportscholen vol zitten, maar niemand nog een instrument kan bespelen? En wat moet een perfect mens als hij of zij eenmaal oud wordt en de gebreken vanzelf een keer beginnen?

Perfectie heeft als belangrijkste kenmerk dat het ook weer vervaagt. Daarom kun je een samenleving ook nooit op perfectie baseren. De winnaars van vandaag zijn de verliezers van morgen. En de enige manier om dit effect te stoppen is een nekschot bij ieder gebrek.

Economisch en commercieel is dat een prima oplossing. Maar heb je dan gewonnen?