Even Wachten

Raas (Asics)

In de supermarkt is een kassa waar slechts één klant in de rij staat. Dat is dus de mijne, want alle andere kassa’s hebben een wachtrij. En ik heb een hekel aan wachten. Dus ik knal mijn boodschappen op de band en ik zal zo wel aan de beurt zijn. Meneer voor mij lijkt daar anders over te denken.


Hij heeft een doos van twaalf eieren, maar ziet nu dat er één kapot is. Zegt tegen de kassajuffrouw dat-ie even een nieuwe gaat pakken. Geïrriteerd als ik ben, laat ik hem met moeite langs mijn karretje. Hij kijkt me aan met een glimlach alsof hij zich van geen kwaad bewust is. Ik glimlach terug, puur uit beleefdheid. Alleen met mijn mond, niet met mijn ogen. Van binnen kook ik. Nou, pomtiedom dan maar, hij zal zo wel terugkomen. Aan weerszijden zijn kassa’s waar wel beweging in zit. Ik sta stil en de wereld om me heen beweegt. If merk details op die me anders totaal ontschoten zouden zijn. Eén tegeltje in de vloer is gebarsten en er klinkt muziek. Er staan lekkere snoepjes bij de kassa. Die koop ik expres niet, want dat is een marketing truc en daar wil ik niet intrappen. Lastig hoor, principes. Om uit deze impasse te ontsnappen grijp ik mijn mobiel. Geen berichtjes, niks nieuws op Nu. Ik stop hem terug in mijn zak en uit frustratie pers ik lucht door mijn tanden. Alfof ik hiermee die eikel kan forceren om terug te komen. En snel. De kassajuffrouw glimlacht naar me. Ik lach terug. Nu wel echt.

Inmiddels zijn bij de andere kassa’s al mensen aan de beurt die later dan ik in de rij gingen staan. Heb ik weer hoor. Net als ik met mijn boodschappen naar een andere kassa wil verhuizen, komt hij aangelopen. Op z’n dooie gemak natuurlijk. Ik ben dolblij om hem te zien want ik kan zometeen weer verder met mijn leven! Uit mijn ooghoeken zie ik dat hij weer naar me glimlacht. Ik kijk hem niet aan, in plaats daarvan kijk ik demonstratief op mijn horloge. Dat zal hij toch wel snappen? Nee hoor, hij maakt doodleuk een praatje met de kassajuffrouw. Of hij de volgende keer het kapotte ei niet bij de kassa moet achterlaten. Tuurlijk, dat kan ook. Geen probleem. Hij maakt ook geen enkele aanstalten om zijn boodschappen weer in te laden. Als de kassajuffrouw vraagt of hij nog lege flessen heeft ingeleverd, moet hij al zijn zakken af, op zoek naar een bonnetje, wat uiteraard pas uit de laatste zak tevoorschijn komt. Dan volgt de verlossende mededeling, meneer moet zo- en zoveel betalen. Ah, dat is een goede aanleiding om naar je portemonnee te grijpen, want die kun je best in de aanslag hebben, zeker als je toch geen boodschappen inlaadt, maar waarom zou je. Pinnen is best handig, hoor. Maar meneer doet het liever met briefjes en muntjes. Die hij uiteindelijk precies in de juiste hoeveelheid overhandigt en bijdehand opmerkt dat hij de kassajuffrouw weer van voldoende wisselgeld heeft voorzien. Alsof hij een goede daad verricht!

Ik ben eindelijk aan de beurt! Onze boodschappen liggen beide op het eind van de band, gescheiden door een dranger, bediend door de kassajuffrouw. Ik laad mijn boodschappen wel meteen in en dus staat hij me behoorlijk in de weg nu. Hij heeft z’n doos eieren voor het laatst bewaard, zeker omdat ze niet mogen breken en dus bovenop moeten liggen. Uiteraard ben ik sneller dan hij, ik pin wel, en ik kan het niet laten. Excuses voor de dame achter mij. Denk maar zo: gedeelde smart is halve smart. Net voor ik wegloop stoot ik zijn doosje eieren van de band. Pats! Ik hoop dat er minstens één gebroken is, en dat wordt bevestigd door de langzaam groter wordende plas van gele smurrie rond het doosje. ‘Sorry!’ Zeg ik vrolijk. ‘Ik hoop voor je dat je nog een nieuwe mag halen.’ en ik kijk naar de kassajuffrouw. Ja, dat mag. Knikt ze lachend. Ik glimlach terug. Weer echt.