Lonken naar vrijheid

Petra (peets)

“Dit jurkje kan er ook nog wel bij, het weegt bijna niets”, mompelt ze, terwijl ze al haar spullen in de rugzak propt. Ik haal zwijgend mijn schouders op. Straks zal ze zelf wel ervaren dat al die ‘lichtgewicht’ extraatjes bij elkaar en eenmaal op je rug toch nog aardig wat gewicht meebrengen. En waarschijnlijk kiepert ze dan de hele rugzak weer leeg en begint ze opnieuw met het wikken en wegen.


Ze kan niet wachten. Morgen begint het grote avontuur, samen met een vriendin trekt ze de wijde wereld in. Nou ja, niet de héle wijde wereld, ze blijft deze keer nog binnen de landsgrenzen. De echte wijde wereld moet nog een jaartje wachten. Niet wat haar betreft, ze is tenslotte al 16. Maar toch heeft ze zich zonder al teveel gemor in deze geschikt. De wereld ligt tenslotte aan haar voeten, dit is nog maar het begin. Deze reis wordt een soort oefenavontuur. Ook voor mij, vrees ik.


Met deze zelfde rugzak ging ook ik 30 jaar geleden voor het eerst samen met een vriendin op pad, 15 jaar waren we. Naar België, of all places. Maar goed, wij hadden nog nooit van ene Dutroux gehoord en het was in ieder geval ‘buitenland’. Ik popelde om mijn horizon te verbreden, vol verwachtingen naar het onbekende, de vrijheid tegemoet. Ik geloofde heilig in al het goede, het ‘kwade’ had ik nog niet of nauwelijks ontmoet. Achteraf gezien was ik in die tijd natuurlijk gewoon ongelofelijk naïef; “De wereld was zo mooi als je hem zelf kleurde”. En waarom zou ik dat destijds ook in twijfel hebben moeten trekken? Want hoe onbezonnen ik ook deed, het kwam uiteindelijk altijd wel weer goed. “Wie goed doet, die goed ontmoet”, dacht ik toen. “Een zondagskind”, denk ik nu.


In haar zie ik een deel van mijn jongere zelf terug en van dat wat ik haar als basis mee heb willen geven. Open, sociaal en onbevreesd staat ze in het leven. Maar nu ik haar daar zo stralend en verwachtingsvol zie staan met haar volle rugzak, vraag ik mij af of dit nog wel volstaat als ‘levensbagage’. Ik word me opeens akelig bewust van alle beren op de weg en overweeg of ik deze met haar zal delen. Ook al zijn het mijn beren. Maar met welk doel eigenlijk? Ontlast het mij, versterkt het haar? Ik weet het niet en laat het maar zo. “Je bent er helemaal klaar voor”, zeg ik.


Zij is minder naïef dan ik was op haar leeftijd. Maar ook zij heeft dat grenzeloze vertrouwen in het leven dat alleen pubers zo sterk kunnen hebben; ze zijn onaantastbaar. Risico’s zijn er om genomen te worden, gevaarlijke situaties om getrotseerd te worden. Door hen. Er kan van alles gebeuren, met iedereen, maar niet met hén. Ik ben er ooit mee weggekomen. Nu is de beurt aan haar.


“Wel elke avond even bellen waar je bent, hè?”, val ik in herhaling. “Anders kom ik je halen!” Ze lacht. “Je weet dan niet eens waar ik ben!”, strooit ze nog wat zout in den wonde. Maar ze belooft het. Het is tenslotte maar een klein offer, voor alles wat ze gaat beleven.