Fout-in-de-Oorlog NV GmbH Inc.

Bert (superworm)

Bij het doorlezen van bronmateriaal, lijstjes en Wikipedia-pagina’s omtrent de inhoud van de column hieronder moest ik vaak gnuivend terugdenken aan de Dodenherdenking-blamage dit jaar, toen fout en goed gepolitiseerd werden vanuit de “alleen goeden”-hoek en waarbij driekwart van het land er direct bovenop dook. Iedereen kan zich immers na drie generaties heel goed het leed aan beide kanten voorstellen. Daarnaast is het gebied tussen zwart en wit zo ontzaglijk groot, de geschiedenis zo lang geleden dat waar en onwaar nooit meer honderd procent gegarandeerd kunnen worden, dat het zinloos is om plotseling uitzonderingen te gaan maken.

Bijzonder zinloos, inderdaad. Getuige ook heel wat bedrijven in ons koude kikkerlandje, die al dan niet gewillig met de nazi’s samenwerkten. De Telegraaf kreeg bijvoorbeeld door haar Duitser-propaganda vijf jaar lang een publicatieverbod en verscheen pas weer in 1950. Maar dat is geen nieuws: wat wel verrassend is, is de bijzonder grote lijst aan gigantische multinationals, die zich vaak uit naam van het eeuwige geld verdienen dermate schofterig hebben gedragen dat je er stil van wordt.

Dus, omdat de geschiedenislessen er stijf en strak over zwegen en eventuele “sorry!”-persberichtjes vaak decennia geleden al in de vergetelheid raakten, een selectie aan misdadig geld verdienen waar banken die in oorlogstuig investeren tegenwoordig heel integer bij afsteken. Volkswagen is natuurlijk geen verrassing, maar Opel is dat wel: toen ook al volledig onderdeel van General Motors, produceerde Opel gedurende WO2 militaire voertuigen voor beide partijen. Veel soldaten vonden het destijds al wrang.
Ford was, zoals bekend, een fervente nazi en schreef in de jaren twintig antisemitische manifesten. Hij werd persoonlijk onderscheiden door Hitler en produceerde tot dat niet meer werd toegelaten, voor beide partijen auto’s, trucks en wat niet al.

In de kledingsector is er de fervente nazi Hugo Boss, die voor velerlei takken en personen van en in de Duitse overheid, maar in het bijzonder voor de SS, pakken ontwierp en met honderdduizenden tegelijk produceerde. Daarnaast mocht het bedrijf van de nazi-supporter Adolf Dassler, bijnaam Adi, schoeisel maken voor de Olympische Spelen van 1936. Jesse Owens won op Adidas-schoenen.
        Het bedrijf bleef voor de nazi’s produceren tot ’45, toen Adolf aangeklaagd werd door de bezettende Amerikanen. Zijn nog veel nazistischer broer Rudolf had onder andere in de SS gezeten, dus Adolf verried hem, waarna Rudolf opgepakt werd. Na vrijlating was hij woedend en in 1948 nam hij zijn deel van het bedrijf en de fabrieken over om Puma te stichten.

Dan is er nog IG-Farben, het overkoepelende bedrijf waar onder andere Bayer, Agfa en BASF onder vielen. De tak waar nu Bayer deel van uitmaakte financierde Mengele’s medische experimenten, produceerde het in vernietigingskampen gebruikte Zyklon B, en maakte middels slavenarbeid de grootste winst van welk bedrijf ook in Duitsland, gedurende de oorlogsjaren. Na de oorlog werd het opgeknipt in een aantal bedrijven, waarvan de drie genoemde uiteindelijk nog over zijn gebleven. De joodse Bayermedewerker die aspirine uitvond en registreerde, Arthur Eichengrun wordt tot op de dag van vandaag niet door het bedrijf erkend als de uitvinder.

Allianz, in Nederland ook bekend met Allsecur, verzekerde tijdens de oorlog de gebouwen en het personeel in o.a. Auschwitz en Dachau (!). De CEO was een adviseur van Hitler en levensverzekeringen van joden en andere gestorven gevangenen werden direct in de handen van de SS uitbetaald. Maar Duitse bedrijven, hoe erg hun daden ook, vallen in perspectief te plaatsen.
        En Siemens had werkelijk krankzinnig veel slavenarbeiders in dienst tijdens de oorlog, die ze onder andere inzetten om kampen, barakken, gaskamers en verbrandingsovens te bouwen. In de nineties maakten ze een kolossale fout door voor een nieuwe lijn producten, waaronder gasovens, de naam “Zyklon” te patenteren. Na een golf van protest werd het veranderd (tjonge).

Achteraf veel erger is eigenlijk de gewetenloze wijze waarop “Geallieerde” bedrijven tot ver in de oorlog (in ’42 maakte een wet de meeste handel onmogelijk doordat Amerika na Pearl Harbor de oorlog instapte), soms tot de dag van capitulatie (meestal via Duitse takken van internationals), bewust met een “Evil Empire” samenwerkten en winst maakten in bezet gebied; maar al te vaak en te graag over de ruggen van miljoenen slavenarbeiders. De Duitse tak van Kodak benutte zoals zoveel bedrijven het aanbod van goedkope arbeidskrachten in kampen door heel bezet Europa. Ze hadden tevens nauwe banden met de economische adviseur van Hitler, die het bedrijf al vroeg adviseerde al haar joden te ontslaan om een voorbeeld te stellen.

Toen de New York Times in september 1939 kwam met het nieuws dat de algemene verwachting was dat Hitler snel zou beginnen met het oppakken en deporteren van de drie miljoen Poolse joden en andere ongewensten, reageerde IBM daarop met een interne memo, dat “gezien de ontwikkelingen, de productie van de automatische alfabetiseermachines toch echt flink opgeschroefd moest worden.” Het ponskaartsysteem had verschillende rijen en getallen voor verschillende aanduidingen: religie, land van herkomst, manier van executie, kamp van sterven. Gedurende de oorlog bleven IBM-monteurs de machines repareren en inspecteren. Zonder kennis van waar de ponskaarten precies over gingen was dat onmogelijk.

Standard Oil, nu onder andere bekend van Exxon, Chevron en BP was eind jaren dertig en in de forties het enige oliebedrijf wereldwijd dat een speciaal soort brandstof produceerde. Die brandstof was nodig om de meeste nieuwe Duitse vliegtuigen van de grond te krijgen. Op die manier zouden de bommen op Rotterdam, Coventry en Warschau, de hele Blitzkrieg, én de Battle of Britain niet mogelijk zijn geweest, had Standard Oil destijds gezegd: wij verkopen geen olie aan nazi’s.

Coca-Cola was destijds al even wereldwijd verkrijgbaar als nu. De Duitse tak van de multinational produceerde dan ook tot ver in de oorlog nog Coca-Cola voor de Truppen en Bevölkerung, de winst stroomde natuurlijk via één van de vele met de nazi’s samenwerkende Wall Street-banken rechtstreeks naar de VS terug. Op een gegeven moment in 1941 was echter de siroop om het spul te maken op, en bleven nieuwe ladingen uit de VS uit. Uit nood bedacht men met de ingrediënten die nog wel voorhanden waren, een nieuw drankje. Vlug werd het geproduceerd met miljoenen flesjes tegelijk, over heel Europa verspreid en vermarkt als het nieuwe verfrissende drankje dat iedereen moest drinken: Fanta.

Een onderdeel van Random House Publishing, Bertelsmann, publiceerde in de jaren twintig en dertig verschillende boeken en verzamelingen van speeches over en van Hitler, over onder andere jodenverdelging. Verder is zelfs de Bush-familie niet van corroboratie gevrijwaard: de vader van George Sr., Prescott, leidde een bedrijf dat veel winst maakte door samen te werken met de (Amerikaanse) financiële architecten van het nazisme.

Zelfs de oprichter van Ikea, in het neutrale Zweden, blijkt niet vies te zijn geweest van nationaalsocialisme. Hij noemde in 2010 nog de Zweedse fascist Per Engdahl “een geweldig mens, en dat zal ik blijven vinden zolang ik leef.” Als je ver genoeg zoekt, zijn er talloze voorbeelden en nog veel meer verhalen te vinden van “onze” bedrijven die zich buitengewoon schofterig gedragen om maar winst te blijven maken, bedrijven wier reclamespotjes we nog dagelijks via tv, radio en internet meekrijgen, met producten die we braaf kopen zonder ooit stil te staan bij (of geïnformeerd te zijn over) het verleden.

Het is slechts onderdeel van een grotere discussie. Na 70 jaar is het beeld van eenieder bij de term “nazi”, een gemene blonde SS’er met een woeste Duitse herder aan zijn zijde, die Duits schreeuwt en zonder opgaaf van reden onschuldigen door het hoofd schiet. Daartegenover de geallieerde Amerikaanse soldaat, een jonge gezonde knul die onze meisjes in een bevrijd land bezwangert, chocola en sigaretten uitdeelt, zijn geweldige cultuur introduceert waar we al drie generaties lang de vruchten van plukken. En het idee dat iedereen in het Westen heimelijk wachtte op dat moment van bevrijding van terreur.

Nee. Onze bedrijven, instellingen en bevolking, van de VS tot Zweden en alles ertussenin, werkten vaak nauw samen met de nazi’s, hadden oprichters die fervent fascistisch waren, die soms halve boeken volschreven over het joodse gevaar – vrijwel alle factoren van rassendenken tot antisemitisme, van nationalisme tot een sterke eenheidsstaat, zijn niet Duits, maar West-Europees van aard, en ontstonden in de eeuw(en) ervoor in velerlei Westerse landen. Daarom is het niet verrassend dat eind jaren dertig bijna de helft van de Amerikanen volgens een Gallop-poll sympathieën koesterde voor het Duitse regime. Overal in de bezette gebieden was een aanzienlijke minderheid van de lokale bevolking nationaalsocialistisch, in sommige landen zelfs een meerderheid.

Tot we accepteren dat al die tendensen in de hele Westerse wereld speelden, dat het zwarte bladzijden in niet alleen de Duitse, maar in onze algemene wereldgeschiedenis zijn met concepten en vooroordelen die soms millennia, vaak honderden jaren oud zijn, blijft de discussie over het verleden compleet onmogelijk. Dan blijft het geschiedsbeeld bevooroordeeld en eenzijdig: een Duits monster, een Amerikaanse held. Not so fast.