The Godfather

Jan (Bakoenin)

Zondag was ik in Alphen aan de Rijn. We hadden een etentje ergens aan het water met een aantal wintersportvrienden. Dat etentje was niet zomaar.
Vanaf het begin van de jaren negentig organiseer ik één keer per jaar een wintersportreis voor een groep. Dat deed ik voor de personeelsvereniging van het bedrijf waar ik werkte. Vanaf 1997 organiseer ik die reizen samen met mijn vrouw. Tot 2002 was dat nog steeds voor die personeelsvereniging, maar tegenwoordig gewoon à titre personnel.
Dave ging vanaf 1992 ieder jaar met ons mee. Echt goed leren skiën heeft hij nooit, maar hij kwam altijd wel naar beneden. Het ging hem niet om de snelheid of de techniek. Het ging hem eigenlijk helemaal niet om het skiën. Het ging hem om het genieten tijdens zo’n weekje met onze groep. We gingen namelijk niet alleen skiën, maar ook après-skiën en als het even kon, gingen we ook tot vrij laat in de nacht naar de disco in die tijd. Dave was dan, net als ik, altijd van de partij. Man, wat hebben we samen gelachen.
Dave sprak geen woord Duits, maar had altijd aanspraak. Hij heeft een keer een hele avond zitten praten met een mooie Oostenrijkse die alleen maar Duits sprak. Hoe ze dat voor elkaar kregen is me nog altijd een raadsel. Meestal gingen er tussen de dertig en veertig mensen mee met onze groep. Allemaal gezellige mensen, maar Dave was bijzonder.
Dave had veel meegemaakt in zijn leven, maar bleef altijd optimistisch over het leven. En hij kon ook altijd van het leven genieten. Hij rookte sigaren. Dat doen wel meer mensen, maar niet tijdens het skiën. Hij wel. Als je ergens op de piste stond en je zag in de verte een rookwolk aankomen, dan wist je dat Dave eraan kwam. De sigaar ging alleen maar uit zijn mond tijdens het eten. Ik weet niet of hij tijdens het slapen ook een sigaar in zijn mond had, want daar ben ik nooit bij geweest, maar verder zag je hem eigenlijk altijd met een stompje in zijn mond. Zo lang die sigaar nog in zijn mond zat, wisten we dat hij nog leefde. Maar er was meer dat hem bijzonder maakte.

Als wij tegen een uur of half vijf naar beneden skieden om naar de après-ski te gaan, dan zat Dave er al en hij had dan ook al een plek geregeld waar we met de rest van de groep konden staan en zitten. Sterker nog; hij had ook al een zacht prijsje gerekend voor de biertjes. Dan ging hij zelf ergens aan de kant van de bar zitten en dan ging hij alleen maar naar ons kijken. Hoe we eerst gewoon wat stonden te drinken en te kletsen, hoe we wat later een beetje gingen meezingen en dansen en hoe we nog later helemaal los gingen en op de vloer, de krukken, de banken en de bar dansten. Rustig zat hij alles te bekijken met zijn sigaartje en hij zag dat het goed was. Hij zat daar als een veldheer op zijn barkruk. Nee, als een Godfather. Zo noemden we hem dan ook.

Sinds vijf jaar ging hij niet meer mee skiën. Zijn knieën trokken het niet meer. Twee jaar geleden kreeg hij een beroerte en sindsdien zit hij in een verzorgingshuis. Gekluisterd aan een rolstoel omdat zijn linkerkant verlamd is. Hij heeft geen eigen kamer en mag bijna nergens roken. We hoorden ervan via zijn dochters. Die vroegen of we op zijn zeventigste verjaardag wilden komen. De uitnodiging ging naar de vaste kern waarmee hij altijd op wintersport ging.
Hij genoot zichtbaar van onze komst en vanaf die dag gaan we af en toe met hem ergens uit eten, zodat hij even uit zijn ‘gevangenis’ is.
We zien dan niet meer de man die met ons in Obertauern in de disco helemaal losging op de muziek van Scooter en het bekende après-skilied: Wir woll’n die Eisbärn sehn
Maar denk nu niet dat Dave zichzelf zielig vindt. Hij zag er goed uit zondag. Lekker bruin. Hij gaat vaak buiten zijn sigaartje roken en dat is dan één van de dingen waar hij erg van kan genieten.
“Zuster Jessica schrijft een boek over me,” vertelde hij apetrots. Wat zuster Jessica verder nog deed vertelde hij niet, maar hij keek nogal dromerig uit zijn ogen bij het noemen van haar naam. Nee, Dave krijg je niet stuk.

Volgende maand word ik achtenzestig. Er is niets met mijn gezondheid. Ik kan halve marathons lopen, lange afstanden fietsen en tijdens een weekje skiën de hele dag skiën en dan ook nog losgaan in de après-ski. Na zo’n etentje met Dave bedenk ik me weer eens hoe fantastisch dat is. Het kan namelijk binnen een paar seconden heel anders lopen. Langer duurt zo’n beroerte echt niet. Plotseling werkt een deel van de hersenen niet meer en dan is het gebeurd.
Maar er is nog meer waar ik dan aan moet denken als ik Dave zo zie. Hoe ouder je wordt, hoe meer mensen om je heen wegvallen. Ze verdwijnen in tehuizen of ze sterven. Mijn tante werd achtennegentig en overleefde al haar broers, zussen, vrienden en vriendinnen. Ze woonde nog zelfstandig al had ze wel hulp nodig, maar alle mensen van vroeger waren weg. Ik ging wel eens met haar wandelen. Dan duwde ik haar rolstoel. Er kwamen ook nog wel eens andere neven en nichten op bezoek, maar haar verleden was al helemaal weg. En zo is het. Je verleden wordt dan langzaam uitgewist. Zelfs als je gezond blijft en zelfstandig kunt blijven wonen, dan nog wordt de wereld om je heen steeds leger.
Daarom moet je eigenlijk steeds een nieuwe toekomst bedenken. Een toekomst met nieuwe vrienden en vriendinnen en met nieuwe dingen die je leuk vindt. Die toekomst is niet helder. Het is matglas. Maar als je een optimist bent zoals Dave, dan kun je altijd weer iets anders vinden dat het leuk maakt. Een nieuw contact, zoals zuster Jessica. Een leuk televisieprogramma, een optreden af en toe in de kantine door een artiest die je leuk vindt, de zon in de zomer, zodat je naar buiten kunt met een boek en een sigaartje. Er is altijd iets.
Dave vult die nieuwe toekomst prima in. Er zullen mensen zijn die in zijn situatie bij de pakken neer gaan zitten en die zich niet alleen in het tehuis opsluiten, maar ook in hun hoofd.
Dave doet dat niet. Ik neem nu al een voorbeeld aan hem. Mocht het ooit nodig zijn, dan zal ik zijn optimisme proberen te volgen.
We hebben afgesproken met de wintersporters om ieder jaar met Dave uit eten te gaan in Alphen. Dave zit dan aan de zijkant bij het raam. Hij bekijkt ons en geniet in stilte van onze gesprekken en ziet dat het goed is. Net als vroeger. Hij is nog steeds een echte Godfather.