Winkels van overschot en tekort

Tim (Teundepopulist)

Afgelopen week vierde een goede vriend zijn verjaardag. Niks bijzonders, doet hij elk jaar wel een keertje. Het prettige aan deze verjaardag is dat we nooit lang hoeven na te denken over zijn cadeaus. Enkele jaren geleden kwamen we op het lumineuze idee dat iemand uit onze vriendengroep een paar presentjes koopt in de kringloopwinkel. Niet zo maar presentjes natuurlijk. Ze moeten eruit zien alsof ze zijn vervaardigd door visueel beperkten en zijn bij voorkeur zo nutteloos als een paraplu in de woestijn.

Dit jaar was het mijn beurt, en op instructies van een vriend en Google Maps vond ik de kringloopwinkel moeiteloos. Ook de recyclekoningen van de Kringloopwinkel waren in opperbeste EK-stemming, getuige de vrolijke oranje etalage. Hier viel mijn eerste vooroordeel over Kringloopwinkels. Mede op basis van mijn moeders ervaringen dacht ik dat deze winkels waren weggestopt in panden die wachten op de sloophamer. Zo niet in Amsterdam-Oost.

Eenmaal binnen begint de zoektocht naar cadeaus. Hierbij neem ik nog snel even notie van het briefje dat op verschillende plaatsen in de winkel is opgehangen: 'alleen gestickerde producten zijn te koop'. Nuttige informatie. Anders had ik mogelijk onverhoeds alle spullen van de schappen getrokken en had ik de stellagekast meegenomen. De boekenkast, het cd-rek en kassa liet ik dus staan. Dat neemt niet weg dat er nog steeds meer keus is dan in zo'n ongezellige Franse hypermarché. Mijn ogen dwalen langs de rekken vol afgedankte glazen, beeldjes, koektrommels en promotieprullaria.

Er stonden ook veel werkjes die ooit door kinderen waren geschilderd, gelijmd en gezaagd ter ere van moeder- of vaderdag. Kunststukjes waaruit evenveel liefde als onkunde sprak. Waarom zijn deze persoonlijke giften gedegradeerd naar het shoppingparadijs voor armlastigen? Zou het een ouder zijn geweest uit een gebroken gezin die de erfenis uit gelukkiger tijden niet meer op zolder kon dulden? Had iemand gewoon te veel zooi in zijn huis? Of dwingt economische crisis sommigen tot het verkopen van dit soort intieme stukken? Gefascineerd door zoveel onbeantwoorde vragen besluit ik een kinderknutselartijtje mee te nemen. Een steen, die lekker in de handpalm ligt, waarop een vrolijk gezicht is geschilderd. Twee minuscule uitstulpingen functioneren als oor.

Een dubbel-cd met hardcoremuziek (Hellraiser), een fotolijstje met rode glitters, een EK-fähige knuffel in de vorm van een wortel en een lamp met bloemetjes op de kap en een schattig bedoeld teddybeertje als voet zijn de andere verrassingen voor mijn jarige kameraad. Eenmaal bij de kassa leg ik de spullen op de toonbank. Terwijl ik in mijn portemonnee zoek naar het totaalbedrag dat ik berekend heb complimenteert een zachte lieve stem mij met de 'schattige lamp'. Als ik opkijk zie ik dat de stem hoort bij een verkoopster wier gezicht een bewogen leven verraadt. Ze benadrukt dat ze mijn keuzes mooi vindt. Wat moet ik de lieverd nu vertellen? Dat ik eigenlijk vind dat er een golf van esthetische armoede tussen ons in staat? Dat de producten net zo smakeloos zijn als het foutief gerestaureerde gezicht van Marijke Helwegen? Dat haar oversized fleecetrui minstens zo mooi is?

Een golf van schaamte overvalt mij en ik knik instemmend naar de verkoopster. Ik schaam mij niet omdat mensen mij spullen zien aanschaffen in een kringloopwinkel. Want aan status heb ik lak, zoals Van Marwijk aan Huntelaar. Alhoewel, stiekem hoop ik niet dat mensen denken dat ik een esthetische afwijking heb. De schaamte komt voort uit het besef dat ik twaalf euro afreken voor een lolletje. Bij de overhandiging vanavond zullen we lachen om de wansmaak van de eerste eigenaar en proosten op het ongeloof over het feit dat er fabrikanten geld hebben verdiend aan deze meuk. Vorig jaar werden de cadeaus opgeleukt met Duitse helmen. Tekeningen die het midden hielden tussen postpuberale erotiek en weinig subtiele Tweede Wereldoorlogsverwijzingen. Morgen na het feest zullen de verjaardagsgiften verdwijnen naar de tuinkamer, of erger nog, de kelder of de prullenbak.

Schaamtevol bedenk ik mij dat 12 euro voor sommige mensen een godsvermogen is. Ondanks dat ik als pas afgestudeerde een redelijk salaris verdien, besef ik mij dat dit soort bedragen in mijn ouderlijk huis altijd driemaal werden gewogen voordat ze uitgegeven werden. Ik schaam mij omdat anderen deze producten misschien wel een mooie bestemming hadden kunnen geven, al neem ik niet aan dat iemand nog met goed fatsoen naar hardcore luistert. Maar toch. Ik geneer me voor het feit dat de kringloopwinkel bijdraagt aan duurzaamheid terwijl wij de grondstoffen van moeder aarde opsouperen. Ik schaam me voor het kleine lieve jongetje dat ooit met veel liefde een steen beschilderde omdat hij, net als ik, de liefste moeder van de wereld had.

Terwijl ik de verkoopster gedag zeg wens ik dat mijn vriend de steen niet alleen zal bezien als een flauw terugkerend grapje van vrienden. Als hij naar het geverfde rotsje kijkt hoop ik dat hij idealisme ziet. Idealisme over het doorgeven van liefde en vriendschap, over duurzaamheid, over respect voor de dagelijkse strijd van minder kapitaalkrachtigen en over de waardering die maatschappelijke initiatieven als kringloopwinkels verdienen. Elk cadeau verdient een mooie gedachte. Hopelijk heb ik die nu alsnog aangereikt.

Twitter