Help, natuur!

Neuskleuter

Het gras is keurig gemaaid, de bladeren van de bomen ritselen zachtjes in de wind. Een wandelaar laat zijn hond uit, en groet het pasgetrouwde stelletje dat de kinderwagen vooruitduwt in het groene landschap. Twee zwanen maken een gracieuze landing op het grote meer. De rust wordt plotseling verstoord door het aanzwellende geluid van een scooter. De jongen rijdt het gras op, terwijl het meisje haar armen verliefd om zijn borstkas heeft geklemd.

Peter legt een grote handdoek in de schaduw onder de bomen. Chantal rekt zich uit, kijkt om zich heen en krijst net te luid: “O, wat is het hier mooi! Het is zo… groen!” Ze pakt de plastic bekertjes uit haar hippe schoudertas en schenkt cola in voor zichzelf en haar vriendje. Met haar mobiel maakt ze een foto van hen samen voor op Facebook: twee twintigers, hij cool en zelfbewust, zij een hip blij meisje. Daarna kijkt Chantal moeilijk: “O… ik heb hier geen bereik…”

Peter haalt diep adem en kijkt tevreden om zich heen. Had hij nou maar een bal meegenomen, want dit grasveld is mooi om op te voetballen. Hij kust zijn vriendin en komt weer overeind. “We gaan ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’ doen. En de kleur is… geel met zwart en wit.” Chantal kijkt druk om zich heen: naar de prullenbakken, de toiletruimte, de speeltoestellen verderop voor de kinderen, de hardloper die voorbij komt. Dan ziet ze het ineens: “Vogel!”
“Welke vogel, Chantal?”
“Weet ik veel. Een sijs.”
“Het was die koolmees,” zegt Peter. “Weet je dan wat dat is?” Hij wijst naar een eend.
“Drijfsijs.”
Peter zucht. “Je bent onverbeterlijk. Heb je dat vroeger dan niet geleerd?”

Een rups valt op de handdoek naast hen. Chantal schrikt: “Waar komt die vandaan?” Peter wijst naar de volle bladertakken boven hen, en Chantal slaat haar krijsende lachgeluidjes uit. Er valt nog een rups omlaag. “Aaaah! Het regent rupsen!” Peter pakt het insectje op en zet het terug in het gras. Chantal neemt een slok van haar cola. “Iehl, er viel iets in mijn cola!”
“Het is maar een blaadje.”
“Aaaaah! Er zit een rups op je shirt!”
Peter haalt het er rustig vanaf en zet het bruine diertje naast zijn soortgenoot in het gras.

“O ja, als je thuis bent, moet je wel even goed uitkijken of je nog ergens teken hebt.” Chantal kijkt angstig naar haar vriend: “Teken?”
“Daar kan je de ziekte van Lyme van krijgen. Na een tekenbeet kan je dan een grote rode kring om de beet krijgen. Als het erger wordt, kan je heel moe worden, pijn krijgen in je gewrichten, huidaandoeningen, nou ja, je wilt het gewoon niet hebben.”
“Iehll.. Hoe ziet een teek eruit?”
“Dat is een spin, schat.”
“Aaaah! Er kruipt iets over mijn been, het is een teek!”
“Dat is een mier. Je moet ook niet zoveel cola knoeien, we zijn als een suikerdonatiefabriek voor hen. Hmm, de wind steekt op. Ik denk dat dat het teken is…”
“Teken! Teken! Waar? Waar zitten die teken?”
“Overal.”
Chantal springt op en klopt panisch al haar kleren af, schudt haar haar los en wrijft snel over haar armen. “Alles jeukt, ik voel het overal kriebelen! Au! Wat heb ik nou dan aan mijn voet hangen? O… takje…”
Peter kijkt zijn vriendin aan. “Kom nou maar weer hier zitten, zo erg is het allemaal niet.”
“Ah nee, er zit een rups op de chips!”
“Goed voor een beetje extra proteïnen,” mompelt Peter.
“Ik dacht dat we hier voor de ontspánning zaten!” roept Chantal.

Na een tijdje komt Chantal toch tot rust. Op wat schrille kreetjes na, hebben ze een gezellige middag samen. Als ze weggaan, voelt Chantal zich ineens erg warm worden. “Shit… Ik ben helemaal rood!”
“Heb je je niet ingesmeerd dan?”
“We zouden toch niet gaan zwemmen vanwege die blauwalg?”

Peter zucht en mompelt heel zacht, zodat Chantal het niet kan horen: “Help, natuur!”